Autocultuur als cultuurhistorische kwaliteit
Over industrie- en bedrijventerreinen hoor je vaak weinig positiefs. ‘Het zijn lelijke non-plaatsen, ze zijn onderling inwisselbaar en ze ontberen geschiedenis en levendigheid.’[1] Toch geldt dat niet voor alle bedrijventerreinen. De Binckhorst, een binnenstedelijk bedrijventerrein in Den Haag dat vraagt om ontwikkeling, bezit namelijk wel unieke geschiedenis.
Wens tot ontwikkeling
Sinds de jaren negentig is de Binckhorst voor de gemeente Den Haag een potentiële locatie voor stedelijke transformatie naar een hoogwaardig woon-werk gebied. De transformatieplannen, die zich concretiseerden in het door OMA ontworpen plan Nieuw Binckhorst, werden echter als gevolg van de economische stagnatie door het Haagse college in 2010 definitief afgeblazen. Via organische gebiedsontwikkeling wordt nu naar een nieuwe invulling gezocht. Waar tot nu toe echter weinig aandacht aan wordt besteed is één van de belangrijkste kenmerken van het bedrijventerrein. Namelijk de aanwezigheid van de auto en auto gerelateerde bedrijven. Terwijl dit aspect juist als kenmerkende kwaliteit en mogelijke inspiratiebron voor verdere ontwikkeling van het gebied kan gelden.
Haags knooppunt van innovatie en infrastructuur
Een kenmerk van de Binckhorst is de rijke gelaagdheid van de infrastructuur. Het bedrijventerrein ligt aan landszijde van de stad en was lange tijd een overgangsgebied tussen stad en platteland. Vanaf het begin van de twintigste eeuw veranderde de stedelijke inrichting van Den Haag snel. De verschuivingen van water- naar landtransport en van spoor- naar wegtransport waren daarin leidend. Stations werden gebouwd en grachten werden gedempt om de trams, rijwielen en de eerste gemotoriseerde voertuigen ruimte te bieden. Vanuit het belang van bereikbaarheid en de toenemende vraag naar mobiliteit als gevolg van de toenemende welvaart, creëerde de stad voortdurend ruimte voor het toenemende wegverkeer.
Dit betekende mede dat de Binckhorst een belangrijke plek innam in het transportnetwerk van goederen en personen van en naar de stad. Halverwege de negentiende eeuw kreeg de Binckhorst zijn huidige vorm door de aanleg van de spoorlijnen Den Haag – Utrecht en Den Haag – Amsterdam. De Binckhorst werd daarmee ingesloten tussen de Trekvliet in het zuiden en de spoorlijnen in het noordoosten.
De opkomst van het wegtransport heeft daarnaast ook in sterke mate de aard van bedrijvigheid op de Binckhorst bepaald. De opkomende bedrijvigheid na de Tweede Wereldoorlog richtte zich in grote mate op de snelle groei in de mobiliteits- en verkeersbranche. De voortdurende toename van het aantal auto’s impliceerde ook een toename in de vraag aan autoverkopers, garages, tankstations en autosloperijen. Al deze nevenfuncties van het autorijden vestigden zich op de Binckhorst, dat als gevolg van zijn ligging aan landszijde van een grote stad en goede bereikbaarheid de ideale locatie bleek voor mobiliteitsgerelateerde bedrijvigheid.
Binckhorst iconisch voor opkomende autocultuur
Een belangrijke verklaring voor de dichtheid en rijke variatie aan verkeersstructuren en autogerelateerde bedrijvigheid in de Binckhorst is te vinden in de officiële functies van hof- en regeringsstad Den Haag. Dit maakte Den Haag tot een deftige stad met een relatief rijke bevolking. De relatieve welvaart ging gepaard met een snelle economische groei aan het eind van de negentiende eeuw. Hierdoor waren auto’s (die in de eerste decennia een godsvermogen kostten) al snel geïntegreerd in het stadsbeeld. Den Haag kende tot 1953 de hoogste autodichtheid van Nederland en was de eerste echte autostad van Nederland.
Door de groei van de auto-industrie en het wegtransport kwamen naast de autofabrieken allerlei deelmarkten tot ontwikkeling. De Binckhorst is een gebied waar het om het faciliteren van het autorijden draait door middel van verkoop, service, onderhoud en sloop. Vandaag de dag bestaat nog altijd ruim 20 procent van de bedrijvigheid van de Binckhorst uit autogerelateerde bedrijven, terwijl de variaties aan functies in de Binckhorst de afgelopen decennia sterk is toegenomen
Niet alleen de bedrijvigheid, ook de morfologie is voor een belangrijk deel te herleiden aan de groei van het fijnmazige mobiliteitsnetwerk in Nederland. De ruimtelijke orde en architectuur werden zo ontworpen dat er alle ruimte geboden werd aan de auto. Deze vorm van architectuur wordt in de architectuurwereld ook wel carchitecure genoemd. Carchitecture werd door architectuurcritica Jane-Holtz Kay beschreven als het ‘ontwerpen van de openbare ruimte vanuit het perspectief van de rijdende mobilist’ (uit: Jonathan Bell, Carchitecture – when the car and the city collide, Londen 2001). Voor de Binckhorst betekende de aanwezigheid van veel autogerelateerde bedrijvigheid in combinatie met de carchitecture een hard straatbeeld van veel asfalt en steen. Publieke ruimte of groen voor ontspanning is er dan ook nauwelijks te vinden.
Al met al kunnen we de concentratie van autobedrijven, infrastructurele gelaagdheid en morfologie van de Binckhorst vatten met de term Autoscape; een landschap voor en door de auto. Hiermee bezit de Binckhorst een bijzondere cultuurhistorische waarde die maar moeilijk herkend en erkend wordt. De auto als dominant element in de Binckhorst en de moderne stad mag dus niet over het hoofd worden gezien.
De auto als motor van ontwikkeling van de Binckhorst
Met de huidige organische gebiedsontwikkeling van de Binckhorst biedt Autoscape de Binkhorst volop kansen. De aanpakt kent een focus op bestaande kwaliteiten en gebruikers. Dit sluit aan met het post-belvederebeleid, dat de herontwikkeling van ruimtelijke identiteitsdragers als speerpunt heeft. De aanwezigheid van de auto is een symbool van stedelijkheid, een van de ambities die Den Haag heeft bij het ontwikkelen van de stad. Dat het daarbij het liefst de auto uit de stad weert is een denkfout en zou een gemiste kans betekenen. De auto wordt te veel gezien als een noodzakelijk kwaad en te weinig als kansenmarkt met voor de Binckhorst cultuurhistorische waarde.
Met het project Autonië is door cultureel planoloog Hans Venhuizen al een eerste stap gezet in het waarderen van de aanwezigheid van de auto in de Binckhorst. Maar Autoscape de Binckhorst biedt meer. Door de veelzijdigheid van de autocultuur te erkennen en belangrijke aspecten te beschouwen als erfgoed van de twintigste eeuwse mobiliteitstransitie, zal de aandacht en waardering toenemen. Ook de rol van ondernemers en gebruikers van de Binckhorst dient erkent te worden. Zij kunnen met hun kennis, onroerend goed, ervaring en verhalen een brug vormen tussen de autocultuur en de toekomst van de Binckhorst.
Als onderdeel van de veranderingen in de mobiliteitsbranche zou een duurzaam park&rent systeem met directe aansluiting naar de binnenstad kunnen worden opgezet. Er kunnen bijzondere autoservices worden aangeboden, drive-in pinautomaten en bioscopen, landmarks en kunstwerken van auto’s, autokerkhoven, bijeenkomsten rondom de autocultuur en met de komst van de Rotterdamsebaan zouden de reeds vertrokken kwaliteitsdealers Jaguar en Mercedes terug gewonnen kunnen worden. Het parkeerprobleem zou door het verticaal parkeren op zijn minst gedeeltelijk opgelost kunnen worden, een goedkope oplossing met hoogstedelijk karkater en een goed alternatief voor de dure parkeergarages.
Bij de implementatie van de autocultuur in de ontwikkeling van de Binckhorst moet bovenal verder gedacht worden dan het economisch rendement alleen. Cultuurvernieuwing kan een vliegwieleffect hebben op de beeldvorming en participatieprocessen, waarmee landelijke aandacht en draagvlak gecreëerd kunnen worden. Het belang van beeldvorming, waar infrastructuur en architectuur belangrijke onderdelen van zijn, moet dan ook niet onderschat worden. Dat 2014 is uitgeroepen tot jaar van mobiliteit en het mobiele erfgoed biedt niet alleen een onnodig excuus maar erkenning uit de erfgoedsector en draagvlak vanuit de samenleving. Hiervan geen gebruik maken bij de bottom-up ontwikkeling van de Binckhorst zou een gemiste kans zijn die betrokkenen en deskundigen zich zouden moeten aanrekenen.
[1] Stef van der Gaag, Vademecum bedrijventerreinen, Ontwerponderzoek naar bedrijventerreinen in Noord-Holland, stichting Welstandszorg Noord-Holland, (Alkmaar 2004).
Maurits van Putten, student Erfgoedstudies aan de Vrije Universiteit Amsterdam, studeert momenteel af op het onderwerp ‘Autocultuur als motor voor de gebiedsontwikkeling van de Binckhorst’. Meer info en contact via: linkedin en www.mauritsvanputten.com