Ik kamp met een lichte vorm van cartofilie. Geografische kaartenwinkels zijn paradijzen waar ik door kaartenbakken grasduin; in een vakantiehuisje gris ik nog voor het uitpakken van de koffers alle wandel- en fietskaarten uit opbergkastjes. Van mooi gemaakte moderne kaarten kan ik genieten – is de papiersoort goed, zijn de kleuren mooi, is-ie gedetailleerd? – maar het summum zijn natuurlijk antieke kaarten. Vooral die waarin je aandoenlijke, zoekende pogingen van de kaartenmaker ziet om met de blik van een vogel naar zijn eigen vertrouwde landschap te kijken. Al puzzelend kun je uren zoet zijn met het lezen van verdwenen landschappen. Waar was het drassige gebied, waar de woeste gronden, hoe werd het land bewerkt en op welke plekken gokte de cartograaf er maar wat op los? Hoe liepen de grenzen, waar waren plekken die ertoe deden, de knooppunten, de hotspots van toen?
Sinds een tijdje heb ik Atlas de Wit in huis, een stedenatlas van de lage Landen uit 1698, ook wel getypeerd als ‘de Google Earth van de Gouden Eeuw’. Een prachtig uitgegeven facsimile op ware grootte, waarvan er oorspronkelijk maar vijf bestonden. Maar alle 112 kaarten die erin staan urenlang bestuderen is onbegonnen werk. Ik voel me bij voorbaat al schuldig over het feit dat ik er waarschijnlijk niet de toegewijde aandacht aan zal besteden die hij verdient, alsof ik een kostbaar origineel in huis heb in plaats van een nepperd. Roep maar even als u hem een tijdje wilt lenen. Ook indrukwekkend om eens te bekijken is de site Watwaswaar.nl, een initiatief van een aantal regionale en historische archieven en het Kadaster. Er kan geklikt worden op willekeurige plekken op de Nederlandse kaart, maar ook op tijdvakken vanaf het jaar 1500. Elke cartofiel zal het kwijl in de mond lopen.
Nu we het toch over het Kadaster hebben, dat kwam vorig jaar in het nieuws met zijn voornemen om 3,5 miljoen oude kadasterkaarten weg te gooien. Enorme rijkdommen aan historische informatie in de papierversnipperaar, vanwege de hoge bewaarkosten. Zouden de protesten van onder andere regionale archieven nog iets hebben opgeleverd? Ik hoop het. Anders wil ik de afdankertjes best adopteren.
Landkaarten hebben historici schatten aan informatie te bieden. Daarbij is het grappig om te zien hoe weinig het landschap door de eeuwen heen is veranderd. Onderzoekers toonden al aan hoe van steden vaak al in een vroege fase hun huidige vorm aannamen. Patronen blijven herkenbaar: de tuinen van de Jordaan, oude vestingwallen en hoofdwegen. Het zou me niks verbazen als, ondanks eeuwenlange herverkaveling van het boerenland en een gedecentraliseerde ruimtelijke ordening, ook het buitengebied in grote lijnen hetzelfde is gebleven. Je moet het nu eenmaal doen met wat je hebt; de natuurlijke obstakels en cadeautjes zoals rivieren, veen, duinen en heuvels. Denk aan de veendorpen die vroeger aan alle kanten waren ingesloten door moerassen, en waar mensen soms over plankieren paadjes het buitengebied in gingen. Nog steeds zijn de paar toegangswegen van toen de belangrijkste manier om het dorp te bereiken.
Landschap is hot in erfgoedkringen. Hoe bewaren we het landschap van toen, aangepast aan de huidige wensen? De vraag is of het inderdaad nodig is om dat landschap op de een of andere manier te beschermen. Eeuwenlang hebben we het aangepast aan onze behoeften zonder na te denken over wat er daarbij eventueel verloren kan gaan. En dat ging soms goed, vaker niet. Overal zijn kleinschalige landschappen op de schop gegaan, subtiele verhogingen en bochten die je niet zomaar terugboetseert in het land. Ik ben benieuwd hoe er over honderd jaar gekeken wordt naar de landkaarten van nu. En of onze huidige preoccupatie met het bewaren of herstellen van oude landschappen daarin veel verschil gaat maken. U kunt nu inzetten: zullen de landkaarten van het toekomstige Nederland meer of minder rechte strepen laten zien? Meer of minder variatie? Staat er dankzij klimaatverandering weer evenveel water in de polders als in de vijftiende eeuw? Hoe het ook zij: mensen zullen straks met dezelfde fascinatie naar onze kaarten kijken als wij naar die van De Wit.
Annette Wiesman (1969) is zelfstandig journalist. Ze schrijft o.a. voor Trouw, Vrij Nederland, Elsevier Juist en het Financieele Dagblad. In 2013 publiceerde ze met Koos Havelaar bij NAi/010 Uitgevers het boek Herbestemming van postkantoren. Een nieuw leven voor de burchten van de post. Voor VOER schrijft ze elke zes weken een column over oude gebouwen en wat ze in ons losmaken. Annette Wiesman op twitter: @annettewiesman