Na jaren van juridisch getouwtrek oordeelde de Hoge Raad afgelopen december dat het St. Ludwigklooster in Vlodrop gesloopt mag worden. Pogingen van erfgoedorganisaties om het complex tot monument te verklaren bleken ongegrond.
Twee hossende olifantensculpturen – de contouren met lampjes verlicht – illustreerden op een foto in de Volkskrant van 22 december de feestelijke stemming nadat de Hoge Raad had beslist dat het St. Ludwigklooster in Nationaal Park Meinweg in het Limburgse Vlodrop mag worden gesloopt. Daarmee kwam een einde aan procedureel geharrewar rond een gebouw dat sinds mensenheugenis leeg staat. Een schets van de strijdpunten aan de hand van juridische stukken is leerzaam voor de opgave van nu: hoe om te gaan met leegstaand erfgoed met of zonder monumentenstatus?
In 1979 kocht de staat het complex dat geen emplooi meer had. Toen geen gebruiker kon worden gevonden, verkocht het rijk vijf jaar later het klooster aan de stichting Maharishi European Research University (MERU). Het gebouw was vervallen en ongeschikt voor het plan van de MERU om op het terrein een hoofdkwartier voor transcendente meditatie te stichten. Dus moest er een nieuw gebouw komen: een op het oosten georiënteerd paleis volgens Vedische vormgevingsprincipes. De MERU kreeg een sloopvergunning en toestemming voor nieuwbouw. De bekende leider Maharishi Mahesh Yogi nam zijn intrek in één van de nieuwe (tijdelijke) gebouwen.
Opschorting van de sloopvergunning
De Monumentenwet van 1988 die in het teken stond van decentralisatie, legde de verantwoordelijkheid voor monumentenzorg bij provincies en gemeenten. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ, nu Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed) kreeg een klankbordfunctie en zou slechts marginaal toetsen. Maar wat bleek: de Rijksdienst achtte provincies en gemeenten onvoldoende geoutilleerd om zelfstandig te beslissen over sloop, behoud of hergebruik van monumenten en bouwde de klankbordfunctie uit tot advisering over de omgang monumenten (tot en met een ministeriële aanwijzing). Daarbij hoorde ook de wettelijke bevoegdheid van de RDMZ om verzoeken van bijvoorbeeld historische en heemkundige verenigingen – om objecten tot rijksmonument te benoemen – te beoordelen.
In 1996 bepleitten de Heemkundevereniging Roerstreek en het Cuypersgenootschap opschorting van de sloopvergunning. Zij verzochten om het St. Ludwigklooster tot rijksmonument te benoemen. De gemeente en de provincie, voorstanders van sloop, werden in 1997 overruled en op advies van de RDMZ en de Raad voor Cultuur werd het klooster op de zogenoemde rijkslijst geplaatst – de sloop werd dus opgeschort.
‘Erfgoedreddingsbrigade’
De MERU nam daar geen genoegen mee en vroeg deskundigen om advies (architectuurhistorisch, bouwtechnisch en architectonisch). De organisatie sloeg een juridisch traject in – de RDMZ liet de procedures op zich afkomen. De ‘erfgoedreddingsbrigade’ bedient zich vaak van action research – in plaats van academic research waarmee monumentenvoordrachten langs een wetenschappelijke lat worden gelegd en in een historische context geplaatst. Het is zonneklaar dat de retorische verhaallijn van de Heemkundevereniging Roerstreek en het Cuypersgenootschap erop gericht was om het Duitse gebouw tot rijksmonument te verheffen – het verhaal van het gebouw laat zich lezen als ‘een curieuze vorm van wensdenken’. In het eerste pleidooi voor behoud speelde de omvang van het gebouw een grote rol: ‘een reusachtig bakstenen Franciscaner complex uit 1904-1909. Na Asylsuche als school met klooster en kerk gebouwd door de Duitse Franciscanenbroeder Quintilian (Th.) Borren (architect) en als zodanig een bijzonder monumentale en late proeve van het verschijnsel Kulturkampfklöster’ (RDMZ, Besluit 969261, oktober 1997).
Geen klooster
In het advies van de Raad voor Cultuur werden deze eigenschappen flink aangezet via opwindende metaforen en vergezochte vergelijkingen om aan te tonen dat sprake was van een ‘evident rijksmonument’. Legendarisch is de volgende zinsnede waarin een relatie wordt gelegd tussen het St. Ludwigklooster en ‘het paleis, verbonden met een Jezuïetenklooster van Philips II, El Escorial, in de jaren 1559-1589 gebouwd volgens ontwerp van Juan Bautista de Toledo en Juan de Herrera’ (Raad voor Cultuur, augustus 1997).
Tot zover de reddingsbrigade. De MERU verzocht vervolgens architectuurhistoricus Auke van der Woud om de pleidooien wetenschappelijk door te lichten. Van der Woud bestreed de relatie met de Pruisische Kulturkampf in Duitsland. Als reactie op de Vaticaanse verklaring dat de paus onfeilbaar zou zijn, poogde de Pruisische minister-president Otto von Bismarck tussen 1881 en 1887 de kerkelijke invloed op het openbare leven in Duitsland terug te dringen, onder meer door orden en congregaties te verbieden onderwijs aan te bieden. Het is inderdaad niet erg ‘evident’ dat 20 jaar na dato nog een Kultukampfklöster gebouwd zou zijn. Van der Woud droeg ook een document aan waaruit blijkt dat de relatie met de Kulturkampf eenvoudigweg niet bestaat. Bovendien bleek het St. Ludwigklooster van origine geen klooster maar een onderwijsinstelling, hetgeen de vergelijking met een paleis met Jezuïetenklooster in Spanje absurder maakt. Dit betekende dat de bodem onder de argumentatie van het ‘evidente rijksmonument’ was weggeslagen.
Ramkoers
De Raad voor Cultuur en de RDMZ wilden geen gezichtsverlies leiden en de zaak sleepte zich, ondanks enkele mislukte pogingen tot mediation en onacceptabele compromissen voort in juridische haarkloverijen. Totdat de media de zaak weer in beweging brachten. In 2013 zond de VPRO een documentaire uit waarin de hoofdrolspelers – de kopstukken van de ‘reddingsbrigade’ en de wetenschappelijke klokkenluider Van der Woud – hun argumentatie uiteenzetten. In de uitzending deelde de RDMZ (inmiddels RCE) mee de status van het St. Ludwigklooster als rijksmonument te heroverwegen. In 2014 viel na 35 jaar leegstand het besluit dat de sloopkogel op ramkoers mag. De MERU kwam als overwinnaar uit de strijd, miljoenen euro’s armer en zonder inspirator Maharishi Mahesh Yogi die in 2008 was overleden. Maar de wereld is intussen flink veranderd.
Ten eerste: een betrouwbare overheid die voor continuïteit zorgt bleek een kameleontische overheid die leegstaande monumenten in de uitverkoop doet en die monumenten niet duurzaam beschermt. Ten tweede trekken rijksadviesorganen geen tijd en geld uit om grondig onderzoek te verrichten en zwalken tussen action research en academic research.
Oosterse architectuur
Het geeft ten derde te denken dat burgers via allerhande stichtingen en juridische procedures jarenlang kosteloos kunnen procederen, terwijl de belanghebbenden en gebouweigenaren op hoge kosten worden gejaagd en hun gebouw voor de duur van het juridisch gevecht verder in verval raakt. Tot slot is er een spanningsveld tussen het (lokale) draagvlak dat burgers en heemkundige verenigingen zeggen te vertegenwoordigen (dat vaak uiterst gering blijkt) en het draagvlak van democratisch gekozen instanties (Provinciale Staten en gemeenteraden).
In een xenofobe tijd verrijst binnen afzienbare tijd een exotisch hoofdkwartier van de meditatiebeweging, vormgegeven volgens Vedische principes die een Oosterse architectuur importeren. Het is een afspiegeling van de (geestelijke) stand van zaken in Nederland: tussen al die vervallen en lege kerken bloeien de moskeeën en in een uithoek van ons land verrijst in een natuurreservaat een Vedische universiteit, aangekondigd door olifanten met een lange snuit.
Koos Bosma is hoogleraar Architectuurgeschiedenis en Erfgoedstudies aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en coördinator van de masteropleiding Erfgoedstudies aldaar. Hij publiceert over huisvesting, stedebouwkundige en infrastructurele planning en erfgoedthema’s zoals over leegstand en transformatie, erfgoedconcepten en ongevraagd erfgoed zoals de Atlantik Wall en andere relicten van oorlog en conflicten. Hij is met Jan Kolen redacteur van het erfgoed-studieboek ‘Geschiedenis en ontwerp, Handboek voor de omgang met cultureel erfgoed‘ (Vantilt, Nijmegen, 2010) en met Linde Egberts van ‘Companion to European Heritage Revivals‘ (Springer, Heidelberg, 2014)
8 comments
J.H. Biermans says:
Jan 22, 2015
Het artikel “De Strijd om het St. Ludwigklooster” van prof. dr. J.E. Bosma wemelt van de fouten.
Hoogleraar Bosma doet er goed aan om zich eerst eens echt te verdiepen in de geschiedenis van het gebouw en met name in de ontwikkelingen rondom het complex van de afgelopen 20 jaar alvorens een dergelijk artikel te schrijven dat voor een groot deel gaat over het rijksmonument voormalig College St. Ludwig.
De toonzetting van het artikel is zeker niet objectief en er klinkt trouwens zeer zwaar de visie van de huidige eigenaar van het rijksmonument (de Stichting MERU/MVU) in door. Maar misschien is prof. Bosma ook wel een aanhanger van wijlen Maharishi Mahesh Yogi………
J.H. Biermans,
gepensioneerd en oud-inwoner van Herkenbosch (gemeente Roerdalen).
jflSmolenaars says:
Jan 23, 2015
Een programma voor kanniewaarzijn kan geen beter verloop hebben.Geld verkwistende ego`s zijn aan het bekvegten om iets wat niet betaalbaar kan worden.
ER moet een wet komen die deze lieden voor 1/3 mee laten betalen voor de gemaakte onkosten ,dan bedenken ze zich hopelijk!
gr jac
J.H. Biermans says:
Feb 21, 2015
Geachte heer Smolenaars / Beste Jac,
Uw reactie is vrij onduidelijk, nog afgezien van de taalfouten.
Ik daag u dan ook uit om uw mening duidelijker kenbaar te maken.
Met vriendelijke groet,
J.H. Biermans,
gepensioneerd en oud-inwoner van Herkenbosch (gemeente Roerdalen).
Vladimir Stissi, voorzitter Cuypersgenootschap says:
Jan 24, 2015
Inderdaad een artikel vol slordigheden, te beginnen bij zin 2: ‘Pogingen van erfgoedorganisaties om het complex tot monument te verklaren bleken ongegrond.’ Niks pogingen, niks ongegrond. Het gebouw is op basis van de eerste aanvraag tot monument verklaard, en dat is nooit ongedaan gemaakt.
Verder wordt wel erg selectief geparafraseerd uit de motivaties voor (en tegen) de erkenning als rijksmonument, die overigens helemaal geen rol hebben gespeeld in de uiteindelijke uitspraak die tot sloop heeft geleid. Nogal kinderachtig, om via een irrelevante omweg achteraf ten onrechte gelijk te claimen.
Het zou ook netjes zijn geweest te vermelden dat MERU tot twee keer toe tot aan de Raad van State heeft doorgeprocedeerd om de monumentenstatus ongedaan te maken, en dat dat niet gelukt is. Het zijn dus niet, zoals in dit artikel wordt gesteld, de erfgoedverenigingen geweest die jarenlang hebben doorgeprocedeerd, dat was de eigenaar (gesteund door de gemeente), die zich niet kon neerleggen bij een overheidsbesluit (van een minister. Over democratisch gekozen instanties gesproken…). Strikt genomen zijn bijna alle procedures na de aanwijzing als rijksmonument niet gegaan tussen eigenaar en erfgoedverenigingen, maar tussen de ene overheid (gemeente, plus eigenaar) en de andere overheid (het rijk). Dus het voorbeeld illustreert de stellingen aan het eind van het stuk helemaal niet. En procederen is overigens voor geen van de betrokken partijen gratis, ook niet voor degenen die niet het initiatief nemen.
Tot slot lijkt het me relevant dat de uitspraak die fataal is geworden geen betrekking heeft op de waarde van het gebouw als monument, maar op het vermeende gebrek aan mogelijkheden tot instandhouding. Een van de factoren daarbij was de jarenlange actieve verwaarlozing (en illegale sloopactiviteiten) door de eigenaar. Als de eigenaar meteen na de plaatsing op de rijkslijst een herbestemmingsplan voor het gebouw had gemaakt, had er goed op verdiend kunnen worden en was er niets aan de hand geweest.
Kay says:
Jan 30, 2015
Wat misschien ook belangrijk is in de jurudische stijd dat het om een belangen afwegen gaat. Monumenten organisaties, burgercomite (een persoon) hebben een broeps- en protest deformatie en denken in samenzweringstheorie. Het gebouw had nooit op de monumentenlijst mogen komen te staan. De monumenten clubs functioneerden als blinde hindermachten. Het is gebeurd dat een kranten artikel vol historische fouten fungeerde als bezwaar tegen sloop. Zo kon weer uitstel van sloop verkregen worden. Uiteindelijk hebben de stenen het niet gewonnen van mensen.
J.H. Biermans says:
Feb 21, 2015
Beste Kay (heb je ook een achternaam ?),
Uw reactie is zeer onduidelijk en barst van de taalfouten.
Volgens mij bestaat de Stichting Burgercomité St. Ludwig absoluut niet uit 1 persoon.
Verder is het gebouw geheel terecht op de rijksmonumentenlijst geplaatst. Dit is ook in het hoger beroep van de eigenaar (de MERU) tegen de minister van OC&W duidelijk door de Raad van State uitgesproken.
Voordat ik verder reageer op uw artikel daag ik u uit om uw mening duidelijker (en zonder taalfouten) kenbaar te maken.
Met vriendelijke groet,
J.H. Biermans,
gepensioneerd en oud-inwoner van Herkenbosch (gemeente Roerdalen).
Jan says:
Feb 20, 2015
Vl. S. verwijst op het eind van zijn reactie naar de laatste uitspraak van De Raad van State en het daarin genoemde gebrek aan mogelijkheden tot instandhouding … van het gebouw. In tegenstelling tot wat S. stelt – via de methode van ‘besmetting’ – heeft verwaarlozing of reeds plaatsgevonden stukje sloop geen invloed gehad op de bepaling van de kosten van onmogelijke herbestemming zoals in die R.v.St. uitspraak wordt bevestigd.
(besmetting: het achter of bij elkaar zetten van verschillende beweringen of afbeeldingen met het doel de suggestie te wekken dat ze inhoudelijk bij elkaar horen).
Om aan de moderne eisen van bouwbesluit enz. enz. enz. te voldoen zou zo’n 100 miljoen? Euro kosten, anders mag er niemand – volgens welke mogelijk plan ook van de heer Vl. S. – in wonen of nog verblijven.
Het is niet logisch dat als een instelling een pand koopt zonder voorwaarden, dat dan door een schimmige procedure met mogelijk vriendjespolitiek in de rechterlijke macht dat pand vervolgens door cultuurbarbaren – hoe moet je het anders noemen als ze een dergelijk besluit nemen – tegen de o.a. landelijk gepubliceerde gefundeerde argumentatie door echte onafhankelijke experts in, dit gebouw tot monument verklaard wordt. Ja natuurlijk wordt er dan een tegenproces aangegaan.
Cultuur en beschaving begint en eindigt bij de innerlijke ontwikkeling van de mens. Daaraan levert MERU een bijdrage.
Wij moeten ook de zaken niet omkeren. Niemand wilde het gebouw kopen. Een kerk niet, Duitsers niet, rechtsopvolgers van het internaat niet. Een douaneopleiding is eruit gevlucht. Het heeft jaren leeggestaan. Het was al die tijd en voor die tijd geen monument. Wilde iemand dat wel dan had hij het pand toen daartoe moeten kopen. Maar de Rijksdienst der Domeinen kon het niet kwijt. Uiteindelijk is het door MERU gekocht, maar bleek later niet aan de nieuwe toepassing van haar eisen van bouwkunst te voldoen. Voor MERU was en is het gebouw dus intrinsiek niet meer bruikbaar!
Het is wel zo netjes dat de heer Vl. S. duidelijk vermeld dat hij of zijn voorgangers zijn gestart met procedures tegen sloop via de weg van vermonumenting. Dat dat hem geld kan kosten als initiatiefnemer is zijn eigen keuze. MERU daarentegen werd door anderen met juridische kosten opgezadeld. Dat is neem ik aan wat de schrijver van het artikel bedoelt te zeggen.
En, MERU heeft niet als doel geld verdienen met een herbestemmingsplan, maar om door onderwijs en wetenschap een bijdrage te leveren aan de gezondheid en ontwikkeling van individu en samenleving.
Is de heer Vl. S. wel op de hoogte van de wijze waarop iemand minister wordt? Het wordt door niet de minsten betwist dat dit op democratische wijze gebeurt.
Als het over democratie gaat is het een wel heel bijzonder (overigens gelegenheids-) argument, om te vinden dat iemand niet tegen een democratisch genomen overheidsbesluit in het geweer zou mogen komen, terwijl in volgens democratisch genomen besluit de burger juist het recht heeft om dat te doen. Trias Politica is toch het systeem waar wij het over hebben? Feitelijk lijkt Vl. S. een voorstander van dictatuur. Als we democratie en Trias Politica willen handhaven mogen we hopen dat hij geen leden van de rechterlijke macht in zijn familie of kennissenkring heeft, die er dezelfde mening op nahouden.
Overigens ben ik van mening dat de monumentenwet vernieuwd moet worden.
Mijnske Sival says:
Apr 23, 2015
Ik ben wel benieuwd naar de overwegingen, waarop de mensen van MERU hun aankoop van dit gebouw, deze voormalige school, baseerden. In het verhaal lees ik niets over de omgeving , danwel de grond waar/ waarop het gebouw staat. Strategisch ten opzichte van Straatsburg / Brussel? Een gevoel voor genius loci? En Norberg Schulz heeft toch ooit een interessant boek geschrebpven over architecture occidentale? Werkten hier ook Franse, danwel Europese verhoudingen mee?
En ik lees ook niets over de Verdische ontwerp principes. Wellicht iemand die daar iets over kwijt wil?