Het rijk wil af van 34 rijksmonumenten. Charlotte van Schoonhoven deed onderzoek naar het voornemen van het rijk om monumenten af te stoten en waarschuwt voor de gevolgen.

Volgens een bericht in de Telegraaf van 26 augustus hoopt minister Blok van Wonen en Rijksdienst dit najaar een akkoord te sluiten over de verkoop van 34 monumenten met een erfgoedfunctie. De minister is al geruime tijd in onderhandeling met de Nationale Monumentenorganisatie aan wie hij de monumenten wil overdragen. Over de financiering van het onderhoud is nog geen overeenstemming bereikt. Omdat de kosten op jaarbasis in de tientallen miljoenen lopen, zal de overheid ook na afstoting bij moeten springen. Het is dan ook de vraag of de gewenste besparingen gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast is het twijfelachtig of de private monumentenzorg in staat zal zijn de kwetsbare monumenten te beschermen.

Deze en andere vragen stonden centraal tijdens het schrijven van mijn afstudeerscriptie ‘Nationaal erfgoed in de etalage’. Mijn hoofddoel was enerzijds te bepalen in hoeverre de afstoot van de monumenten past in de ontwikkeling van erfgoed in de afgelopen eeuw en anderzijds of een stelsel van publiekrechtelijke bescherming via wetgeving, subsidies, fiscale maatregelen en toezicht de bescherming van monumentaal vastgoed door rijksbezit overbodig maakt.

Erfgoed in de etalage. illustratie: Maurits van Putten

Erfgoed in de etalage. illustratie: Maurits van Putten

Statisch rijksbezit

Met een simpele wijziging van het beleid plaveide minister Donner in 2011 de weg voor de afstoot van 34 rijksmonumenten. Vervreemding door het Rijk van monumenten met primair een erfgoedfunctie was hiervoor niet mogelijk. Hoewel minister Blok heeft aangegeven dat het afstoten geen verplichting is, kwam hij direct na zijn aantreden met het plan om 34 monumenten af te stoten. Blok verdedigde zijn plan door te wijzen op de professionalisering van de monumentenzorg en de ruimte voor ondernemerschap bij private organisaties. Dat het eigenlijk een bezuinigingsmaatregel betrof, bedoeld om de rijksbegroting op orde te krijgen viel op te maken uit het uitvoeringsprogramma ‘Vernieuwing Rijksdienst’.

De afstoot van rijksmonumenten past binnen de ontwikkeling ‘van monument naar erfgoed’ die zich in de afgelopen eeuw heeft voltrokken. Erfgoed is dynamischer geworden, wat inhoudt dat overblijfselen uit het verleden inmiddels meer zijn dan historische objecten die geconserveerd moeten worden. Erfgoed speelt een centrale rol in de ruimtelijke ordening en is bepalend voor de identiteit van plekken en mensen. ‘Statisch’ rijksbezit van monumenten is daardoor achterhaald. Ditzelfde kan bepleit worden door te wijzen op het feit dat cultuurgeschiedenis continu verandert door de perceptie van de mens en daarom steeds opnieuw gedefinieerd moet worden. Erfgoed kan daardoor zijn zin verliezen of juist in betekenis toenemen.

Onderschatting

Het is de vraag in hoeverre dit opgaat voor de 34 af te stoten monumenten. Van die monumenten werden er 33 in 1991 aangeduid als iconisch en onvervreemdbaar, een status die in 2001 door de staatssecretaris van het toenmalige Ministerie van VROM werd herbevestigd. Daarnaast zijn tien van hen opgenomen in de ‘De Canon van Nederland’, een overzicht van de vaderlandse geschiedenis bestemd voor het onderwijs. Verder markeren acht monumenten het begin van de monumentenzorg, zijn vier van hen opgenomen in de top 100 van rijksmonumenten en één in de beleidsvisie ‘Kiezen voor karakter’.

Dit alles wijst erop dat tenminste een deel van de af te stoten monumenten van collectief belang wordt geacht of in ieder geval een belang heeft dat de lokale context ontstijgt. Het afstoten van deze monumenten valt dan ook moeilijk te rijmen met het voornemen van de rijksoverheid om zorg te dragen voor het nationaal erfgoed. Onderschatting van deze zorgtaak kan desastreuze gevolgen hebben, gezien de wispelturigheid waarmee in de samenleving met erfgoed wordt omgesprongen. De dynamiek van erfgoed brengt met zich mee dat het (tijdelijk) zijn waarde kan verliezen. Talrijk zijn de voorbeelden van monumenten die op het nippertje van de ondergang zijn gered en nu alom gewaardeerd worden. Daarnaast dient afgewacht te worden hoe lang erfgoed ‘hot’ blijft. Momenteel is sprake van een bovengemiddelde hang naar het verleden en belangstelling voor erfgoed. Burgers en particuliere organisaties zijn bereid geld en energie te steken in het behoud ervan. De vraag is: hoe lang?

Sassenpoort Zwolle. foto: onderwijsgek

De Sassenpoort in Zwolle, één van de 34 monumenten in rijksbezit. foto: onderwijsgek via wikimedia

Onderhoudsplicht

Of het stelsel van publiekrechtelijke bescherming is opgewassen tegen een afname van de aandacht voor erfgoed is een andere vraag. Wat betreft het subsidiestelsel is dit hoogst twijfelachtig. In de afgelopen jaren is sprake van een structurele overvraag van het budget van de instandhoudingssubsidie voor minder rendabele objecten. Dit heeft echter nietgeleid tot een substantiële toename van het budget. Ook de bescherming van de Monumentenwet laat te wensen over. Zo is het weliswaar verboden een monument te ontsieren of in gevaar te brengen, maar is bij de jongste herziening wederom nagelaten een onderhoudsverplichting op te nemen. Ondanks dat de rechter inmiddels de deur op een kier heeft gezet wat betreft de aanwezigheid van een impliciete onderhoudsplicht in de wet, blijft bewuste verwaarlozing vereist om een monumenteneigenaar te bestraffen.

Daarnaast biedt de wet geen bescherming tegen ‘wezensvreemd’ gebruik van een monument. Sterker nog, herbestemming wordt gestimuleerd middels subsidies. Waar de Rijksgebouwendienst met respect voor het interieur op zoek gaat naar een passende functie voor zijn monumenten, is de Monumentenwet vooral gericht op bescherming van het exterieur. Hiermee miskent de wet het belang van erfgoed als opslagplaats van unieke historische informatie. Ditzelfde doet bijna driekwart van de gemeenten, door na te laten monumenteigenaren te attenderen op het verplichte cultuur- en bouwhistorisch onderzoek bij grote ingrepen. Deze gemeenten beslissen sinds de Monumentenwet van 1988 eveneens over de toekenning van sloopvergunningen voor monumenten.

Onvoldoende gronden

Enerzijds sluit de afstoot van rijksmonumenten aan bij de dynamiek van erfgoed en de veranderde rol van erfgoed in de maatschappij. Anderzijds wordt met de afstoot voorbijgegaan aan het collectief belang van een deel van de monumenten. Een subsidiestelsel waarvan het budget afhankelijk is van de grillen van een kabinet, een Monumentenwet die onvoldoende en inadequate bescherming biedt en handhavingsmogelijkheden die in de praktijk moeilijk blijken toe te passen. Niet bepaald een stelsel van publiekrechtelijke waarborging dat de bescherming van kwetsbaar erfgoed door rijksbezit overbodig maakt. Er zijn dan ook onvoldoende gronden om aan te nemen dat de bescherming van monumenten door rijksbezit niet langer noodzakelijk is. Nu de gewenste besparingen ook niet gerealiseerd lijken te worden en onduidelijkheid bestaat over de status van een aantal monumenten die door schenking in bezit van de overheid zijn gekomen, zou minister Blok er verstandig aan doen de afstoot niet door te zetten.

Charlotte van Schoonhoven studeerde onlangs af aan de Vrije Universiteit in de richting Erfgoedstudies. Download haar scriptie Nationaal erfgoed in de etalage, over het rijksvoornemen om monumenten af te stoten.