Hoe Tokyo romantiek vindt in handelingen
Na zijn bezoek aan Tokyo reflecteert Edwin Gardner over hoe het verleden gestalte krijgt in de stad. Anders dan de westerse monumentenzorg, die terug te leiden is tot het gedachtegoed van negentiende-eeuwse Britse ontwerper William Morris, vindt Tokyo de continuïteit van haar geschiedenis niet enkel in materie, maar vooral in hoe gebruiken en tradities het dagelijks leven structuur en zin geven.
De westerse monumentenzorg: ‘ware geschiedenis’ in materie
In het industrialiserende en urbaniserende Engeland van het midden van de negentiende eeuw ontstond er een zucht naar het verleden, een romantisch verlangen naar een lommerrijk leven dat verloren leek te gaan in de maalstroom van de oprukkende stad. Middeleeuwse gebouwen zoals kastelen en landgoederen werden bewonderd, opnieuw betrokken, en gerestaureerd. Tastbare stukjes vastigheid en landerigheid in onzekere tijden. Architecten brachten de gebouwen terug in idyllische middeleeuwse staat. Aanbouwtjes en later toegevoegde elementen werden verwijderend, barsten en slijtage opgeknapt en weggewerkt.
Morris deed het voor ons, zodat wij de ‘ware’ geschiedenis kunnen erven.
Hoe Britse architecten te werk gingen met deze restauraties was William Morris een doorn in het oog. Hij noemde het geschiedvervalsing. In 1877 schrijft hij in het oprichtingsmanifest voor de “Society for the Protection of Ancient Buildings”:
“No doubt within the last fifty years a new interest, almost like another sense, has arisen in these ancient monuments of art; and they have become the subject of one of the most interesting of studies, and of an enthusiasm, religious, historical, artistic, which is one of the undoubted gains of our time; yet we think that if the present treatment of them be continued, our descendants will find them useless for study and chilling to enthusiasm. We think that those last fifty years of knowledge and attention have done more for their destruction than all the foregoing centuries of revolution, violence and contempt.”
Morris deed het dus voor ons, het nageslacht. Zodat ook wij kunnen leren en enthousiast worden van oude gebouwen, zodat wij de ‘ware’ geschiedenis kunnen erven. Onderhouden, verzorgd en bewaard, maar ook met barsten, slijtage en zichtbaar patina. De geschiedenis moest dus ‘oud blijven’ en niet ‘als nieuw’ worden. Stijl was niet het motief, maar de authenticiteit van een object. Het historisch object als anker in de tijd dat ons weer verbindt met onze geschiedenis, volksidentiteit en welke onze cultuur en de stad leesbaar houdt. Leesbaar voor iedereen, niet enkel voor specialisten.
Tokyo, waar niets oud is
Recent kwam ik er achter hoe diep en onbewust mijn omgang met erfgoed, geschiedenis en traditie is verankerd in de manier waarop ik naar steden kijk en over steden denk. Vorig jaar was ik een aantal maanden in Tokyo. Na de eerste weken, als je voorbij de verwondering en het spektakel kan kijken, begint het je op te vallen dat alle intuïties die je hebt bij het navigeren binnen een stedelijke omgeving onbruikbaar zijn
Gebouwen in Tokyo hebben een gemiddelde levensduur van 26 jaar.
Groot-Tokyo is met meer dan 35 miljoen mensen de grootste stad op aarde. Ook is het in vele opzichten de perfecte stad. Tokyo is een van de veiligste steden, het heeft het grootste en beste metro-netwerk op de planeet, het is schoon, er is weinig tot geen vandalisme en graffiti en demonstraties waren tot voor kort (tot de Fukushima meltdown) zeldzaam. Ook is Tokyo een nieuwe stad, of, beter gezegd, er is bijna niks oud in Tokyo. Gebouwen hebben een gemiddelde levensduur van 26 jaar. Wat betekent dat als je je hele leven in Tokyo woont, je de stad praktisch drie keer in z’n geheel ziet veranderen. Zelfs wat oud lijkt, zoals de tempels, zijn het vaak niet.
Navigeren op gebruiken in plaats van gebouwd verleden
Als ik Amsterdam doorkruis op mijn fiets kan ik de voorbij trekkende stratenwanden lezen als de jaarringen van een boom. De geschiedenis dijt uit van haar oude kern tot aan de recente periferie. Ook prikken kerktorens, musea en stations als bakens door het stadsweefsel waarop ik kan navigeren en mezelf kan plaatsen in de stad.
Tokyo is een generieke stad, alsof je gevangen zit in een eindeloze déjà vu. Als je een straathoek omgaat of de metro uitstapt denk je regelmatig, “hier was ik eerder” of, “dit lijkt wel …” De stad biedt weinig tot geen aanknopingspunten. Alles ziet er min of meer hetzelfde uit en er zijn geen straatnamen met huisnummers. Hoewel Tokyo erg snel en organisch gegroeid is, komen de bouwstenen uit één en dezelfde lego-doos: de magazijnen van de enorme catalogus-bouw-sector van Japan.
Tokyo voelt als een eindeloos interieur, de straten en stoepen vloeien moeiteloos over in trappenhuizen, liften, stegen, tunnels, shopping malls en metrostations. Vooral in de zomernachten verdwijnt het onderscheid geheel, als de stad baadt in kunstlicht en de temperatuurverschillen tussen binnen en buiten niet meer bestaan.
Comfort en herkenning zit in rituelen, symbolen – niet in het fysieke object.
Maar hoe navigeren ‘Tokyoites’ in hun stad, waarom worden zij niet langzaam knettergek in de eindeloze betonnen brei waar de horizon onzichtbaar is, de wind niet meer waait en de sterren verdwenen zijn? Geograaf en filosoof Augustin Berque schreef in 1993 in zijn boek ‘Japan, Cities en Social Bonds’ over de Japanse stadservaring. Hij merkt op dat objecten niet gemonumentaliseerd worden, maar handelingen.
“At Ise, we are in the presence not of a ‘finite object,’ but of an ‘infinite process’ (at least in theory); and this is merely another way of saying that what constitutes the heritage here is as much the subject (the participants in the rite) as it is the object (the temple). This is something radically different from positivist dualism. And this is, indeed, the paradoxical effect produced by temporal forms: by involving subject and object in a single process, they exclude historical objectivization. Like myth, they tend to abolish time, at least the linear time of historical sequentiality. At Ise, the archaic an the present-day are, in effect, cyclically resolved into the same form every twenty years.”
Comfort en herkenning wordt gevonden in rituelen, symbolen en processen en niet enkel in het fysieke object, het oude gebouw en de historische gelaagdheid van de materie van onze omgeving.
Deze temporale vormen waar Berque over schrijft, zijn ook van belang in het navigeren van de Japanse stad, of sterker nog, het kennen en herkennen van deze temporale vormen is nodig om je thuis te kunnen voelen in een stad als Tokyo. De stadservaring is eerder een ritmische dan een ruimtelijke ervaring. De Japanse stad kan begrepen worden als een web van rituelen, handelingen en symbolen welke verweven zijn met haar bewoners die dit web kennen, herkennen en er comfort aan ontlenen. Berque noemt dit web, of deze onzichtbare laag in de stad “The Mythic Field.” De elementen in dit veld variëren van banaal en alledaags tot traditioneel en mythisch. Het zijn de drankjes automaten, op iedere straathoek, de konbini‘s (convenience stores) welke vierentwintig uur per dag open zijn en als bakens in de nacht nooit ver weg zijn. Het is de compleet geregisseerde afhandeling van een klant bij de kassa, ieder woord en elke gebaar is onderdeel van een ingestudeerde choreografie welke steeds met toewijding opnieuw wordt uitgevoerd. Het comfort zit hem in de voorspelbaarheid, en het voorkomen van provocatie. Het is ook de nabije berg Fuji, voortlevend als symbool in producten, reclames en op winkelruiten hoewel de berg vanuit de straten van Tokyo inmiddels compleet onzichtbaar is. Maar als een referentie leeft Fuji voort in het mythische tapijt van de stad. Denk ook aan de metro melodieën die op ieder perron klinken. Muzikale markering in de tijd die je herinneren dat je op de juiste lijn zit, haltes aftellend tot je thuis bent terwijl de wagon je in slaap wiegt. De lijst van weefknopen in het mythisch veld is potentieel eindeloos.
Instandhouding van erfgoed is geworteld in romantische noties.
Romantische handelingen als continuïteit
Toen Tokyo explosief groeide, en Japan industrialiseerde en moderniseerde is daar geen romantische tegenbeweging ontstaan zoals we die in Europa kende, en waar Morris’ zijn monumentenzorg initiatief uit voortvloeide. Japan kende eigenlijk alleen een verlichting, en schakelde eind negentiende eeuw in één keer over van een praktisch feodale samenleving naar een geïndustrialiseerde. Maar dit betekent niet dat tradities en erfgoed verdwenen zijn, ze zijn verweven geraakt in een eigentijdse en alledaagse van de cultuur.
De Japanse romantiek ligt in dat mythische veld, in het in stand houden van handelingen, tradities, protocol en simpelweg in ‘hoe je bepaalde dingen hoort te doen’. De instandhouding van erfgoed is dus als dagelijkse praktijk ook geworteld in bepaalde romantische noties. De Japanse romantiek wordt niet ervaren bij de aanschouwing van majestueuze natuur, of de ruïne van een kasteel. De Japanse romantiek is een collectieve onderneming, en leeft in het sociale weefsel en het dagelijks ensceneren en cultiveren van handelingen en symbolen. Het is een vorm van erfgoed die leeft, maar waar ook nauwelijks aan te ontsnappen is omdat ze alomtegenwoordig is.
Edwin Gardner is medeoprichter van Monnik, een laboratorium voor verhalen, verbeelding en onderzoek. Monnik maakt onderwijs, tentoonstellingen, programma’s en publicaties. Met Monnik deed Gardner onderzoek in Tokyo in het kader van het Still City project, en werkt aan een gids en een essaybundel over de Still City met als hoofdrolspeler Tokyo.