Aan de hand van zes controversiële ‘momenten’ ontrafelt Christian Ernsten de stedelijke ontwikkeling en het ontstaan van cultureel erfgoed in Kaapstad vanaf de stichting van de 17e eeuwse VOC-kolonie tot nu.

Jan van Riebeeck se aankoms aan die Kaap. Door Charles Bell.

Jan van Riebeeck se aankoms aan die Kaap. Door Charles Bell.

Een genealogie van erfgoed en verzet

1. Fort
In 1652 komt het schip van Jan van Riebeeck aan in Zuid-Afrika. Dit markeert het begin van de koloniale inscriptie van het landschap dat nu bekend staat als de Kaap de Goede Hoop. Terwijl de lokale Khoi-gemeenschap goed bekend was met de ontdekkingsreizigers en handelaren die in voorgaande decennia uit Europa kwamen, hadden de mannen van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) een nogal beperkt beeld van de Kaap. Afrika was voor hen “een vat vol legendes van kannibalen en een-voetige wezens”, schrijft archeoloog Martin Hall. De Compagnie was nauwelijks geïnteresseerd in de Khoi. De Nederlandse commandanten waren, net als Europeanen elders, overtuigd dat ze in hun recht stonden om te heersen in de nieuwe wereld. Ze gaven bevel om een verdedigingsfort en een moestuin aan te leggen ter ondersteuning van het VOC-monopolie op de handel. De nieuwgebouwde VOC-vestiging doorkruiste echter een route waarlangs de Khoi hun kuddes dreven en dit leidde tot regelmatig contact.

Hoewel door de commandanten richting het VOC-hoofdkwartier in Amsterdam getracht werd een zo ordentelijk mogelijk beeld te creëren van de enclave was de werkelijkheid rommeliger. De Khoi vrouw Krotoa speelde bijvoorbeeld een bijzondere rol in het vroege Kaapstad. Van Riebeeck vertrouwde op Krotoa voor regelmatige leveringen van vlees door de Khoi groep, de Goringhaicona. Krotoa’s rol als vertaler gaf haar autoriteit en omdat ze tot christen gedoopt was, werd ze de eerste niet-Europese persoon die begraven werd in het VOC-fort. Ook andere Khoi maakten zich vertrouwd met de Europese cultuur en veranderende realiteit die deze met zich mee bracht. Ze daagden de VOC commandanten uit als ze het nodig vonden. In reactie voelden de kolonialisten zich genoodzaakt om herhaaldelijk hun zogenaamde Europese superioriteit te benadrukken. Dit deed men uit nervositeit wellicht, omdat men door kreeg dat de schandelijke koloniale onderneming ook weleens kon mislukken.

Zicht op Kaapstad. Beeld: Koninklijke Bibliotheek

Zicht op Kaapstad. Beeld: Koninklijke Bibliotheek

2. Tuin

Het fort en de tuin van Kaapstad vormde de basis voor de latere lay-out van de Kaapse kolonie. De rustige stabiliteit van de tuinen in Kaapstad en de omliggende boerderijen van de vrije burgers beschrijft auteur J.M. Coetzee als een mythe, een geïdealiseerd en utopisch moment. Tegelijkertijd was de droom van de Kaapse tuin, de drijvende kracht achter de geschiedenis van de zogenaamde “trekboeren” die de grenzen van de VOC-kolonie oprekten. De boerenhuizen werden bewoond door blanken, vrije zwarten en slaven. Het ontwerp van deze woningen was ook een mix, namelijk van Europese en Aziatische stijlen. Ze hadden bijvoorbeeld witgekalkte muren, schuiframen, binnenluiken, vloertegels of brede gele planken en zichtbare balken die herinnerden aan het zeventiende-eeuwse Nederland.

De zogenaamde Kaaps-Hollandse stijl van deze gebouwen is wellicht het meest authentieke Zuid-Afrikaanse architectonische erfgoed. Deze stijl is nauw verbonden met de mythe van de Kaapse tuin en ze benadrukt de bezetting van de Kaap door de VOC. Wat ging er schuil achter deze mythe? Wat was er aan de hand onder de ogenschijnlijke stabiliteit? In 1658 kwamen de eerste twee schepen met 228 slaven aan, waarna vele schepen zouden volgen. Het leven van de burgers van de Kaapse kolonie was gebouwd op intensieve slavenarbeid. Zowel slavenbezitters als andere leden van de koloniale elite waren doodsbang voor de mogelijkheid van een slavenrebellie tegen hun overheersing.

Kaart van Kaapstad en Fort Kaap de Goede Hoop door Jacob van der Schley. Beeld: Koninklijke Bibliotheek.

Kaart van Kaapstad en Fort Kaap de Goede Hoop door Jacob van der Schley. Beeld: Koninklijke Bibliotheek.

3. Grid

Het Kaapstad van de VOC werd mede daarom georganiseerd volgens het principe van een geometrisch grid. Waterstromen vanaf de Tafelberg werden langs de tuinen van de Compagnie naar de centrale Heerengracht (tegenwoordig de Adderleystreet) gekanaliseerd. Dit was een imitatie van de stedelijke grachten in Nederland. De buitengrenzen van de stad hadden straatnamen als Buitengracht, Buitenkant en Buitensingel. Het grid had een soort militaire ordening die de ordelijke koloniale autoriteit moest representeren. Bovendien golden er strikte VOC-voorschriften voor het alledaagse leven in de gridstad Kaapstad; codes die alles regelden van het gebruik van wagens tot parasols, heren- en dameskleding en het aantal slaven dat was toegestaan ​​in een gevolg.

Vanaf 1795, het jaar dat de Britten de kolonie van de Nederlanders overnamen, werden de regels en voorschriften van de koloniale maatschappij langzaam geperfectioneerd. Ornamenten, rituelen en regelgeving gestoeld op het industrialiserende Engeland werden doorgevoerd. Met Victoriaanse gebouwen, botanische tuinen en Anglicaanse kerken versterkten de Britten systematisch de manier waarop Groot-Brittannië haar koloniale grootmacht toonde. Dit machtsvertoon riep echter ook verzet op. In Kaapstad wonende slaven protesteerden door te ontsnappen en door georganiseerde aanvallen op het eigendom van de stedelijke elite. Na de afschaffing van de slavernij in 1834 krijgt dit verzet een meer ironisch karakter. Op het jaarlijkse Cape Town Coon festival stond de coon, een omstreden figuur die breekt met alle conventies en regels, centraal. Het festival, ook wel bekend als het Carnaval van het Nieuwjaar, vertegenwoordigde op die manier een moment van het belachelijk maken en uitdagen van macht en orde.

 

4. Slum

Rond 1900 vormde de angst voor protesten en geweld door de arme stedelijke bevolking de achtergrond van de debatten over volksgezondheid in Kaapstad. Het gemeentebestuur en de media richtten hun blik op de arme voorsteden in de buurt van de haven, aan de randen van de koloniale gridstad. Vooral District One, District Two en District Six kwamen in toenemende mate in een kwaad daglicht te staan vanwege de volksgezondheid; er was sprake van slechte hygiëne, ziektes, en armoedige woonomstandigheden. Als gevolg hiervan werden deze wijken onderworpen aan nieuwe bouwregels. De bewoners van deze districten – Europese immigranten en afstammelingen van de Kaapse slaven – hoorden opeens dat ze in zogenaamde slum hotspots of sloppenwijken woonden. De gebouwen waarin zij woonden zouden de vooruitgang in de weg staan. Dit discours zou later de apartheid tot gevolg hebben.

Andersoortige stedelijke verschijningen dan passend bij de nieuwe normen van de garden city werd als ondermijnend gezien door het koloniale regime. Dit gold zowel voor mensen met een andere dan een blanke huidskleur en voor gebouwen in slechte staat. Deze functionalistische stedenbouwkundige aanpak viel samen met de opkomst van interesse in erfgoed. Mede door erfgoedwetgeving slaagde de staat er in een ruimtelijke en culturele orde te vestigen, te controleren en te beheren. In reactie tegen deze nieuwe vormen van uitsluiting namen ook de protesten een steeds uitgekiendere vorm aan. Meer geïnstitutionaliseerde vormen van verzet waren bijvoorbeeld de African People’s Organisation en de Industrial & Commercial Workers Union die in de eerste decennia van de twintigste eeuw ontstonden.

Van Riebeeck festival, 1952

Van Riebeeck festival, 1952

5. Ruïne

De Nationale Partij won in 1948 de zogenaamde whites-only verkiezingen. In Kaapstad kwam een gemeenteraad aan de macht met een groot erfgoedbewustzijn. Zij organiseerden onderen anderen de 300-jarige viering van de landing van Jan van Riebeeck, een festival dat plaatsvond in het nieuw opgespoten foreshore gebied. Dit werd een re-enactement van onovertroffen proporties. Het spektakel schilderde Van Riebeeck af als de enige oprichter van Zuid-Afrika en als symbool van blanke heerschappij. Het positioneerde Kaapstad bovendien als stad van de geboorte van een natie. Het Afrikaans Nationaal Congres en de Niet-Europese Eenheidsbeweging bespotte de viering en noemde het een Festival van Haat.

Door de racistische wetgeving van de Nationale Partij werd de bewegingsruimte van niet-blanke mensen meer en meer gereguleerd, gecontroleerd en ingeperkt. In combinatie met een assertieve vorm van stadsplanning werd langzaam maar zeker de apartheidstad een realiteit. Social engineering in Kaapstad nam een bijzonder intense vorm aan. De ambitie was namelijk een stedelijke regio te construeren met alleen blanke en gekleurde bevolking, zonder permanente zwarte Afrikaanse bevolking. Parallel hieraan manifesteerde verkeerscirculatie zich als een belangrijke ruimtelijke opgave. De nieuw aangelegde snelwegen in de jaren 1950 en ’60 penetreerde tot in de stadstraten, ze ruïneerden de gemeenschappen en de vergezichten van wijken zoals District One en District Six. De Nationale Monumentenwet van 1969 maakte dit mede mogelijk – door deze wet was het mogelijk de gebouwen in deze buurten als niet waardevol te bestempelen.

De ondergang van de apartheidsstaat in de jaren ’80 vond plaats ten tijde maar ook als gevolg van de groeiende massale straatprotesten en acties vanuit de samenleving – zoals boycotten, stakingen, straatbarricades en het stenigen en in brand steken van voertuigen en eigendommen. Deze daden van verzet vormden een tegen-discours, en leidde tot een andere verbeelding van wat Kaapstad als stad zou kunnen zijn. De politiek van de straat in al haar facetten werd een middel om op nieuwe manieren identiteit en burgerschap in de stad vorm te geven.

Photo: Dirk-Jan Visser | Cape Town / South Africa | 28-11-2014: Ruins of formal and informal burial places at district one (Greenpoint) referencing the processes of gentrification and annihilation of memory and stylizing of the city.

Photo: Dirk-Jan Visser | Cape Town / South Africa | 28-11-2014: Ruins of formal and informal burial places at district one (Greenpoint) referencing the processes of gentrification and annihilation of memory and stylizing of the city.

6. Begraafplaats

In de post-apartheid periode kwamen restitutie en verzoening centraal te staan in het officiële discours over de stad. De recente gentrificatie in District One en District Six leidden echter opnieuw tot een tegenbeweging. In de context van mondiale evenementen, zoals het Wereldkampioenschap voetbal in 2010 en de Design hoofdstad van de wereld in 2014, werden herinneringen aan slavernij, kolonialisme en apartheid ondergeschikt gemaakt aan stedelijke vernieuwingsprojecten. De geschiedenissen van deze wijken – die sterk verbonden zijn met de in dit artikel beschreven zes momenten – werden niet gewaardeerd als waardevol (nationaal) erfgoed. De ophef die ontstond als gevolg van het ruimen van de slavenbegraafplaats aan Prestwich Street in District One kan in dit kader worden gezien als een palimpsest van de stedelijke problematiek. Activisten pleitten tevergeefs voor een herdenkingstuin. Echter, de opgraving van meer dan 1000 Kaapse voorouders zette uiteindelijk het hele idee van nationale eenheid in Zuid-Afrika en in Kaapstad op scherp. Het is daarmee een waarschuwing voor wat er gebeurt als oude gewoontes van omgaan met erfgoed zich opnieuw manifesteren in de postkoloniale stad.

 

Christian Ernsten promoveerde aan de Universiteit van Kaapstad. Hij doceert aan de Reinwardt Academie in Amsterdam.

Dit artikel is een ingekorte versie van: Ernsten, C. (2014). “Following the ancestors: Six moments in a genealogy of urban design and heritage in the city of Cape Town”. In: Archaeologies: Journal of the World Archaeological Congress 10: 108-131.

 

Photo: Dirk-Jan Visser | Cape Town / South Africa | 29-11-2014: Cape TownÕs District Six is an area whose community was forcibly removed as a result of the Apartheid regime's Group Areas Act and subsequently were the neighborhoods buildings demolished in the 60Õs

Photo: Dirk-Jan Visser | Cape Town / South Africa | 29-11-2014: Cape TownÕs District Six is an area whose community was forcibly removed as a result of the Apartheid regime’s Group Areas Act and subsequently were the neighborhoods buildings demolished in the 60Õs

Literatuur

  1. Bickford-Smith, Vivian, Cape Town in the Twentieth Century: An Illustrated Social History (New Africa Books, 1999).
  2. Coetzee, J.M. ,White Writing. On the Culture of Letters in South Africa (New Haven: Yale University Press, 1988).
  3. Coetzer, Nicolas, Building Apartheid. On Architecture and Order in Imperial Cape Town (Farnham: Ashgate, 2013).
  4. Hall, Martin, ‘Resistance and Rebellion in Greater Cape Town’, in Western Cape roots and realities (Cape Town: University of Cape Town, 1985).
  5. Hall, Martin, ‘Afterword. Lines of Desire’, in Desire Lines. Space Memory and Identity in the Posta-Apartheid City, ed. by Noeleën Murray, Nick Shepherd and Martin Hall (New York: Routledge, 2007), pp. 299 – 308.
  6. Hall, Martin, ‘Identity, Memory and Countermemory. The Archaeology of an Urban Landscape’, Journal of material culture, 11 (2006), 189-209.
  7. Hall, Martin, Archaeology and the Modern World. Colonial Transcripts in South Africa and the Chesapeake (New York: Routledge, 2000).
  8. Malan, Atonia, ‘Chattles or Colonists? ‘Freeblack’ Women and Their Households’, Kronos, 25 (1998), 50 – 71.
  9. Malan, Atonia, and Nigel Worden, ‘Constructing and Contesting Histories of Slavery at the Cape’, in Slavery in Africa. Archaeology and Memory, ed. by Paul J. Lane and Kevin C. Macdonald (Oxford: Oxford University Press, 2011), pp. 393 – 420.
  10. Martin, Denise-Constant, ‘Cape Town’s Coon Carnival’, in Senses of Culture. South African Culture Studies, ed. by Sarah Nuttall and Cheryl-Ann Michael (Oxford University Press, Oxford, 2000), pp. 363 – 79.
  11. Murray, Noëleen, ‘Architectural Modernism and Apartheid Modernity in South Africa. A Critical Inquiry into the Work of Architect and Urban Designer Roelof Uytenbogaardt 1960-2009’ (University of Cape Town, 2010).
  12. Rassool, Ciraj, and Leslie Witz, ‘The 1952 Jan Van Riebeeck Tercentenary Festival: Constructing and Contesting Public National History in South Africa’, The journal of African history, 34 (1993), 447-68.
  13. Ross, Robert, 1983. Cape of Torments. Slavery and Resistance in South Africa (Routledge and
  14. Kegan Paul, London Boston, 1983).
  15. Schoeman, Karel, ”Fort Ende Thuijn’: The Years of Dutch Colonization’, in Blank_Architecture, Apartheid and After, ed. by Hilton Judin and Ivan Vladislavić (Rotterdam, Cape Town: Nai, 1998), pp. 33-39.
  16. Schoeman, Karel, Seven Khoi Lives. Cape Biographies of the Seventeenth Century (Pretoria: Protea Book House, 2009).
  17. Shepherd, Nick, ‘Heritage’, in New South African Keywords, ed. by Nick Shepherd and Steven Robins (Athens: Ohio University Press, 2008), pp. 116 – 28.
  18. N Shepherd, and N Murray, ‘Introduction: Space, Memory and Identity in the Post-Apartheid City’, in Desire Lines. Space, Memory and Identity in the Post-Apartheid City, ed. by N Murray, N Shepherd and M Hall (New York: Routledge, 2007), pp. 1-18.
  19. Maynard W. Swanson, ‘The Sanitation Syndrome: Bubonic Plague and Urban Native Policy in the Cape Colony, 1900 – 1909’, The journal of African history, 18 (1977), 387 – 410.
  20. Leslie Witz, Apartheid’s Festival (Bloomington: Indiana University Press, 2003).
  21. Nigel Worden, ‘Contested Heritage at the Cape Town Waterfront’, International journal of heritage studies, 2 (1996), 59-75.
  22. Nigel Worden, Elizabeth Van Heyningen, and Vivian Bickford-Smith, Cape Town: The Making of a City: An Illustrated Social History (Uitgeverij Verloren, 1998)