Op 11 mei 2017 organiseerde Platform VOER in een voormalig klaslokaal van de huishoudschool in Amsterdam Nieuw-West een gesprek met de vraag ‘Kan alles erfgoed zijn?’. In dit klaslokaal huist het Van Eesterenmuseum. De organisatie brengt het erfgoed van de Westelijke Tuinsteden Amsterdam onder de aandacht, in de context van ingrijpende stedelijke vernieuwing van het stadsdeel. In een bomvolle zaal ontspon zich een gesprek over verschillende perspectieven op de rol van de erfgoedprofessional in de samenleving.
Bijna iedereen die op het gesprek af was gekomen, bleek professioneel betrokken bij erfgoed in het algemeen, of bij Amsterdam Nieuw-West. Maar van eensgezindheid was weinig sprake; al snel bleek dat de deelnemers zeer verschillend tegenover de vraag stonden hoe om te gaan met verschillende waarderingen door verschillende groepen van de geplande, de gerealiseerde en de geëvolueerde stad.
De setting in het naoorlogse Amsterdam-West, waar nog niet heel lang gediscussieerd wordt over erfgoedwaarden, leverde na een inleiding van Jouke van der Werf meteen voer voor discussie op. Almere, waar helemaal geen monumenten staan in de traditionele zin van het woord, diende als daarvoor als extremer voorbeeld: hoe ontstaat daar nieuw erfgoed, wie neemt daarvoor het initiatief? Je kunt als erfgoedprofessional beginnen met het doorpluizen van de kilometers archieven van stedelijk beleid, architecten en welstandscommissies. Of doe je een poging om de ervaringen en verhalen die in de hoofden van (oud-)bewoners en bezoekers van de stad zit opgesloten, te leren kennen?
Kan alles erfgoed zijn?
De discussie op vormde een vervolg op het pamflet met 10 suggesties voor de nieuwe rol van de erfgoedprofessional, dat Platform VOER samen met Joks Janssen in november 2016 publiceerde. Dit pamflet is een poging om het debat over de veranderende rolverdeling in het ruimtelijke domein in woorden te vatten. Eén van de 10 tips luidt: “accepteer dat alles erfgoed kan zijn”. Door deze stelling te problematiseren tegen de achtergrond van de stedelijke vernieuwing in Amsterdam Nieuw-West, ontstond ruimte voor reflectie op het dagelijkse werk van de erfgoedprofessional.
Eén van de doelen van het open gesprek was om in een collectieve brainstorm na te denken over alternatieve vormen van waardering van erfgoed. Om hiervoor concrete suggesties te geven en reflectie te plegen had Platform VOER drie panelleden uitgenodigd: Tara Karpinski (ontwerpcollectief Pink Pony Express), Gábor Kozijn (Rijksdienst Cultureel Erfgoed) en de filosoof Pieter Hoexum.
Mediator in een onstuimige praktijk
Moderator Anita Blom begon met het bevragen van de aanwezige erfgoedprofessionals of zij hun rol in de eerste plaats opvatten als verspreider van historische kennis en bewustzijn. Deze houding van brenger van kennis herkende in elk geval een aantal deelnemers aan het gesprek, enkelen schaarden zich er ook ferm achter. Maar als je je in de dynamische context van stedelijke ontwikkeling alleen bezighoudt met het vertellen van verhalen, rijst de vraag of je daarmee wel voldoende anticipeert op de veranderende betekenis van de leefomgeving in de ogen van bewoners. Want die bewoners veranderen ook continu; waar de één hecht aan een plek in z’n huidige vorm en betekenis, ziet de ander er misschien mogelijkheden voor verbetering of zelfs complete herontwikkeling.
Een deel van het deelnemers aan het gesprek verklaarde graag de dialoog aan te gaan over betekenissen die verschillende bewoners / bezoekers aan plekken of gebouwen toekennen. In welke vorm levert het contact tussen professionals en burgers het meeste op? Afgaand op de praktijk wordt duidelijk dat het ouderwetse model – vanuit overheid naar samenleving en vaak in de vorm van ‘inspraakavonden’ – te kort schiet. Er is een mismatch tussen wettelijke planologische procedures en het enthousiasme en de betrokkenheid van bewoners / gebruikers / ondernemers die werkelijk begaan zijn met hun leefomgeving en daarin iets willen realiseren, of juist bestaande betekenissen veilig willen stellen. Daarentegen kan een goed gesprek over erfgoedwaarden als drager van ruimtelijke en sociale samenhang prima als inspiratie dienen voor toekomstige ontwikkelingen.
Oneindig aantal perspectieven
Erfgoedprofessionals kunnen dus onmiskenbaar een rol spelen bij het vastleggen, begeleiden en zichtbaar maken van betekenissen. Welke verschillende benaderingen zijn daarin te onderscheiden? Jouke van der Werf bracht drie perspectieven in de discussie in: 1. de erfgoeddeskundige (vaak in dienst van de overheid), 2. de bewoner en 3. de passant. Hij paste elk perspectief toe op de casus die centraal stond: de Noordoever van de Sloterplas.
Vanuit het perspectief van de deskundige legde Van der Werf uit dat de ruimtelijke samenhang van het ontwerp van de plan snel te vatten is mét begrip van de compositie van Cornelis van Eesteren. Hij ontwierp de Noord-(en in mindere mate de Zuid-)oever namelijk als stedelijke ontmoetingsplekken terwijl aan de Oost- en Westoever het groen doorloopt tot aan de oever.
Zonder deze kennis is het natuurlijk ook mogelijk een waardering te geven. Van der Werf las een paar quotes voor van bewoners en bezoekers van Nieuw-West, die elk eigen verwachtingen en betekenissen koppelden aan de plek. Kennis van het ontwerp van de Sloterplas bleek daarvoor niet per se nodig, al had die kennis mogelijk weer andere reacties uitgelokt. Een aantal deelnemers aan de discussie sprak zich op dit punt uit voor kennis van de ‘geschreven’ cultuurhistorie als drager of framework voor betekenissen die bewoners en bezoekers er in het hier en nu aan geven. Met als impliciet argument dat begrip van de geschiedenis tot een zorgvuldiger of zelfs liefdevoller omgang met de stad leidt.
Waar er over de geplande stad vaak al verschillende verhalen te vertellen zijn, is het aantal verhalen over de stad die dagelijks geleefd wordt, bijna oneindig. Om te beginnen kan je die beleving op vele manieren overdragen: van heel persoonlijk tot (quasi-)objectief, of vanuit een wetenschappelijk perspectief. Dat er veel geleerd kan worden in een mengvorm van disciplines bewijst de publicatie ‘Nieuw-West, parkstad of stadswijk’: de auteurs vertegenwoordigen maar liefst vijf disciplines: sociale geografie, architectuur, stedebouw, erfgoed, sociologie.
Erfgoeddeskundige en onderzoeker Anita Blom is één van de auteurs van ‘Nieuw-West, parkstad of stadswijk’. Zij schreef een korte geschiedenis van het stadsdeel aan de hand van archieven, kaarten en sporen. Maar Blom is ook als erfgoeddeskundige in dienst van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed verwikkeld in de strijd in Nieuw-West die over behoud of vernieuwing wordt gevoerd. Er staat druk op haar afwegingen én die van andere betrokken professionals, vanwege ingrijpende gevolgen voor bewoners en eigenaren, zoals de sloop van hun woningen.
Belastende betekenissen
Doorgaans verdiepen erfgoedprofessionals zich in het verleden om met deze verhalen betekenissen van een plek over te brengen in multidisciplinaire processen. Wie behalve archiefonderzoek ook verhalen ‘van de straat’ verzamelt en het blik met betekenissen van een plek eens volledig leegschudt zal zich beseffen dat daar ook verhalen tussen zitten die een ongemakkelijk perspectief openen. Herinneringen die belastend, ongewenst of zelfs confronterend zijn. Denk aan de ervaringen van werknemers van een mijnschacht of textielfabriek waarin gezondheidsschade of zelfs levensgevaar als ‘part of the job’ gezien werden. Die verhalen hebben een krachtig bestaansrecht ook al vertellen ze misschien niet een makkelijk ‘vermarktbaar’ verhaal van de plek.
Soms kan een individuele houding heel treffend benoemen wat de betekenis van een plek voor een grotere groep mensen is. Daarvoor hoef je je helemaal niet jarenlang met een plek verbonden te zijn geweest zoals in het voorbeeld van de fabrieksarbeider of koempel. Soms kan de frisse blik van een nieuwkomer in de Nederlandse maatschappij of een kind de betekenis (of het gevoel) van een plek heel scherp duiden – zelfs zozeer dat iemand die er al decennia woont, zich er onmiddellijk in herkent. Uit zo’n inzicht kunnen collectief gevoelde betekenissen en zelfs erfgoedwaarden ontstaan, als die tenminste breder bekend raken en gedeeld worden.
Het rijtjeshuis
De filosoof Pieter Hoexum bood tot slot van het gesprek op 11 mei zo’n persoonlijk inzicht aan, waarin hij zich specifiek richtte tot de aanwezige erfgoedprofessionals. Daar hoefde geen levensgevaarlijke werkomstandigheden aan te pas te komen, Hoexum is namelijk gelukkig bewoner van een rijtjeshuis. Hij schetste hoe hij op een dag geconfronteerd werd met de cultuurlandschappelijke waarde van de ondergrond waar zijn woonwijk op gebouwd is. Bij het lezen van een bord met een uitleg van het karakteristieke en voorheen lege polderlandschap bekroop Hoexum het gevoel dat het bord hem vertelde: “het was hier ooit heel mooi, voor dat u er ging wonen”.
Een alledaags voorbeeld dat besef van cultuurhistorie (‘wat ooit was’) voor een argeloze bewoner dus ook belastend kan zijn, of zelfs ongewenst en confronterend. Ondanks de confrontatie was Hoexum in zijn reflectie op het gesprek opvallend mild over de rol van de erfgoedprofessional. Hij citeerde de Amerikaanse auteur Kurt Vonnegut die eens heeft opgemerkt dat “Iedereen wil bouwen en niemand zich bezighoudt met onderhoud”.
De erfgoedsector mag trots op zichzelf zijn dat ze zich bezig houdt met het bestaande, stelde Hoexum. Uit die houding spreekt een zorgvuldigheid en waardering voor wat bedacht, ontworpen en geleefd wordt. Een houding die zich verzet tegen de wegwerpcultuur en waarden als duurzaamheid en circulariteit uitdraagt. En precies in dit gesprek over waarden kunnen erfgoedprofessionals een sleutelrol spelen in dialoog met de samenleving. Ongeacht of je aan Amsterdam-West of een hutje in de hei werkt, er zijn altijd mensen die willen vertellen hoe hun leven door hun omgeving meer kleur krijgt.
Het gesprek ‘Kan alles erfgoed zijn?’ op 11 mei 2017 was een initiatief van Platform VOER in samenwerking met het Van Eesterenmuseum. Architectuurhistoricus Jouke van der Werf (Bureau op het Plein) leidde het gesprek in met zijn kijk op de Noordoever van de Sloterplas. Het panel bestond uit erfgoedprofessional Gábor Kozijn (Rijksdienst Cultureel Erfgoed), filosoof Pieter Hoexum (schrijver van “Kleine filosofie van het rijtjeshuis”) en designer Tara Karpinski (ontwerperscollectief Pink Pony Express). Anita Blom (Rijksdienst Cultureel Erfgoed) leidde het gesprek.
Het gesprek vormde het eerste deel van een tweeluik van gesprekken. Deel II vond op 20 mei plaats in het Officierscasino Soesterberg waar de Week van het Lege gebouw plaatsvond. Daar organiseerde Platform VOER de rondetafel ‘Gewogen erfgoed’.