De Nederlandse zoektocht naar de nationale identiteit is sterk geënt op de eigen geschiedenis en tradities. Is er ook aandacht voor verhalen van nieuwe Nederlanders en nieuwe vormen van waardering? Marjolein Sanderman ging op zoek.

Rond het jaar 2000 zit ik met een paar honderd erfgoedcollega’s te luisteren naar een betoog van een Engelsman die opmerkt dat erfgoed in de Britse samenleving een onderwerp is voor hoogopgeleide, witte, autochtone mensen. Ik kijk om me heen en zie hoezeer dit ook voor Nederland geldt. Ik voel nóg de verbazing dat ik dit dan pas – na toch al jaren in het erfgoed gewerkt te hebben – echt zie. Een eyeopener zogezegd.

Dan schrijven we 2012. Ik ben in het Nederlands Openluchtmuseum in een stukje net herbouwde Westerstraat uit Amsterdam waaronder het zogeheten Turkenpension. Het toont de benauwde omgeving waarin gastarbeiders leefden in Amsterdam in de jaren zestig van de vorige eeuw. Velen van hen vinden nu de weg naar het museum om hun herinneringen te delen met hun (klein-) kinderen.

En dan ben ik in 2016 in het kader van de leergang Erfgoedfilosofie in Herinneringscentrum en Kamp Westerbork. Binnen de ingewikkelde setting van een Joods, Duits, Nederlands en Moluks verleden kauwen we twee dagen op het begrip cultuurhistorische waarde. Wat houdt dat nu precies in? 16 mensen geven ieder hun eigen nuance aan het begrip en vullen het zo samen in. Als ik ’s avonds alles laat bezinken, vraag ik me af tot welke conclusies we zouden zijn gekomen als onze groep niet volledig autochtoon zou zijn geweest. Ik weet het antwoord niet en realiseer me dat ik daarvoor eerst zicht moet krijgen op wie ‘wij’ eigenlijk zijn in het erfgoed. Is dat een select gezelschap autochtone Nederlanders of hebben de ‘nieuwe Nederlanders’ zich inmiddels ook een plek in het erfgoed verworven, getuige de mensen die bijvoorbeeld naar het Openluchtmuseum komen? Beschouwen nieuwe Nederlanders het beschermde erfgoed in Nederland ook als hun erfgoed? Zouden zij komen tot waardering van ander erfgoed of erfgoed anders waarderen? Heeft hun komst effect op ons erfgoedbegrip? Is het simpel een kwestie van het verstrijken van de tijd, als in het aloude Britse adagium ‘It takes three generations to make a gentleman’: ‘It takes three generations to make a Dutchman?’ Maar ook: waarom vraag ik mij dit nu pas af?

Ik besluit om in het kader van mijn essayopdracht een korte zoektocht te ondernemen naar de nieuwe Nederlander in het erfgoed. Ik beperk me tot de mensen die zich na WO II in Nederland hebben gevestigd, omdat zich in deze periode grote groepen niet-westerse allochtonen in Nederland hebben gevestigd, komend vanuit een wezenlijk andere cultuur.

foto: Stichting Moluks historisch museum

foto: Stichting Moluks historisch museum

Zoekt en gij zult vinden?

22% van de Nederlanders is allochtoon of nieuwe Nederlander. Ik probeer te achterhalen hoeveel van hen werkzaam zijn in het erfgoed maar cijfers ontbreken. Dan maar eens kijken naar de medewerkerlijst van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: van de 348 mensen tel ik er acht van wie de achternaam duidt op een redelijk verse migratieachtergrond. Dat is niet 22% maar 2,2%. What’s in a name, ik weet het, maar het bevestigt mijn vermoeden dat ons nationale erfgoedinstituut naast hoogopgeleid toch vooral autochtoon gekleurd is.

Ga ik vervolgens op zoek naar de voetsporen van nieuwe Nederlanders in het materiële erfgoed, dan is de oogst eveneens mager. Op de rijksmonumentenlijst uit de Wederopbouwperiode staat alleen de Molukse kerk in Appingedam. De eerste moskee die in Nederland als zodanig is gebouwd, de in Den Haag gebouwde Mobarakmoskee, kent geen beschermde status. In Rotterdam tref ik de Nasrmoskee aan als potentieel gemeentelijk monument. Niet alle geraadpleegde sites zijn goed doorzoekbaar op type monument en achtergrond dus ik heb ongetwijfeld het nodige (veel?) gemist. Het zou daarom nuttig zijn om eens goed in kaart te brengen wat we zoal doen met erfgoed dat verbonden is met nieuwe Nederlanders.

Beter gaat het als ik mijn zoektocht verplaats naar het immateriële erfgoed. Er zijn veel voorbeelden te vinden van culturele instellingen die het verhaal van de nieuwe Nederlanders verzamelen, vertellen en/of bewaren zoals: Het Haagsch Historisch Museum met Den Haag, stad van Aankomst, Imagineic.nl met o.a. Halal in Holland, Huis van de Nijmeegse Geschiedenis met Migrantenerfgoed en Cultuurcentrum Gruitpoort met Bekend maakt bemind over gastarbeiders in de Achterhoek. Bij deze projecten zijn nieuwe Nederlanders betrokken. Er is dus vanuit het immateriële erfgoed een voorwaartse beweging waarneembaar en die vraagt m.i. om een vervolg in de rest van het – materiële – erfgoedveld. Maar gaat dit vanzelf? Ik kijk om me heen naar een veranderende wereld waarin alles lijkt te schuiven en twijfel…

Op zoek naar de nieuwe Nederlander in het erfgoed. foto: © ANP

Op zoek naar de nieuwe Nederlander in het erfgoed. foto: © ANP

Ik hou van Holland!

Veelzeggend was de kritiek die losbarstte toen Máxima in 2007 bij de presentatie van het WRR-rapport Identificatie met Nederland constateerde dat dé Nederlander niet bestaat. De commotie onderstreepte de ontwikkeling van Nederland van immigratieland met open mind en dito grenzen naar een land waarin de angst voor het onbekende en de onbekenden toeneemt. Deze ontwikkeling past in een trend wereldwijd waarin identiteitspolitiek aan kracht wint. The New York Times riep 2015 uit tot het jaar waarin ‘we geobsedeerd waren door identiteit’ en in 2016 werd een ‘boze witte man’ die een isolationistische politiek voorstaat president van de VS terwijl de Nederlandse pendant ook een stevige voet aan de grond heeft.

We zijn in toenemende mate bezig met onszelf en met het uitvinden wie wij zijn. Waar een wij is, is echter ook – en steeds nadrukkelijker – een zij. Het begrip wie wij zijn wordt als een contramal van zij, de nieuwkomers, gedefinieerd: de mensen uit een andere cultuur, met een andere taal, soms een andere kleur en vaak een ander geloof. Deze identificatie langs de lijnen van nationaliteit en herkomst suggereert ten onrechte dat nationale identiteit voorheen altijd vanzelfsprekend is geweest, alleen nu even niet, zie ook het WRR-rapport Nationale identiteit en meervoudig verleden. Bovendien wordt nationaal bepaalde identificatie bij een toenemende migratie lastiger omdat steeds meer mensen zich op meer wijzen kunnen identificeren; door de Zuid-Afrikaanse schrijver Breytenbach wordt dit treffend aangeduid als mengelmensen. Je bent én Marokkaan én Nederlander én Rotterdammer én wat al niet meer.

Enerzijds is er dus een verscherping van het debat over het Nederlanderschap, anderzijds is er vanuit ‘het stille midden’ behoefte om ons te verbinden op gemeenschappelijke waarden in plaats van te scheiden op basis van herkomst. De WRR bepleit daarom de weg van functionele identificatie. De identiteit van mensen wordt hierin niet door hun afkomst bepaald maar door het lidmaatschap van een groep mensen die elkaar ontmoeten rond een gemeenschappelijk belang of doel. De Raad constateert echter ook dat dit niet vanzelf zal gaan, dit proces moet worden ondersteund. En laat hier nu een mooie taak liggen voor het erfgoed!

Erfgoed, de sociale motor

Feitelijk is de functionele identificatie al in gang gezet in het sociaal domein. Gemeenten zitten letterlijk aan de keukentafels van hun inwoners. Of op die tafel nu couscous, rijst of aardappelen staan, doet daarbij niet ter zake, de zorg staat centraal. Erfgoed opereert steeds vaker op het snijvlak van het ruimtelijk en sociaal domein als sociale motor voor kwetsbare ouderen of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Een volgende – logische – stap kan zijn om erfgoed voor integratie in te zetten.

Bij het zoeken naar de nationale identiteit laten wij ons leiden door onze geschiedenis en tradities. Het past in deze trend dat de verhalen in het erfgoed aan kracht winnen omdat ze context geven aan het materiële erfgoed en een basis bieden voor identificatie. Door de verhalen van nieuwe Nederlanders te koppelen aan het erfgoed kan een nieuwe belevingslaag aan het erfgoed worden gegeven en kan dit anders worden gewaardeerd. In vervolg hierop kan wellicht ook ander erfgoed worden gewaardeerd, wie weet, de eerste moskee in Nederland? Erfgoed kan zich zo ontwikkelen tot een inclusief en dynamisch begrip voor alle Nederlanders waarin mensen zich herkennen en waarop ze zich kunnen verbinden.

Geschiedenis of erfgoed mag echter niet, in de woorden van Kees Ribbens ‘slechts een vehikel zijn waarvan meer kennis naar verwachting bijdraagt aan integratie en aanpassing van nieuwkomers’. Echte integratie kan alleen ontstaan als niet alleen nieuwe Nederlanders wegwijs worden gemaakt in (de geschiedenis van) Nederland, maar als zij ook de kans krijgen (en nemen!) om hun eigen verhaal toe te voegen aan het Nederlandse erfgoed dat – dynamisch als het is – deze verhalen kan opnemen en verwerken zoals in vroeger eeuwen de geschiedenis van immigranten ook al onderdeel is gaan uitmaken van de Nederlandse geschiedenis. Zo kan erfgoed bijdragen aan integratie en vooruitgang.

Parafraserend op de beroemde woorden van Kennedy zou ik daarom willen zeggen: Vraag niet wat jij kunt doen voor het erfgoed, maar vraag wat het erfgoed kan doen voor jou!

 

Marjolein Sanderman is beleidsadviseur erfgoed gemeente Rheden (Gelderland) en schreef dit essay als afsluiting van de leergang Erfgoedfilosofie die zij volgde bij de ErfgoedAcademie. Voor meer informatie over de leergang kijk op www.erfgoedacademie.nl of neem contact op met Monique Eerden (RCE) 06-53811134 of Ina Roeterdink (Restauratiefonds) 06-23013997.