‘Rotterdam is een stad achtervolgd door haar verleden, nostalgisch naar de toekomst en niet in staat om in het heden te leven’, schreef Crimson Architectural Historians 5 jaar geleden in een manifest voor de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam. De havenstad heeft een haat-liefdeverhouding met de eigen geschiedenis. Het draagvlak om historie te respecteren doorstond in november 2013 de proef toen de gemeenteraad een motie aannam van de ChristenUnie-SGP voor meer ‘historisch besef’. Om bij publiek en politiek te peilen of de halt-geluiden gegrond zijn, organiseren het Rotterdamse architectuurcentrum AIR en cultuurpodium Arminius 12 maart het ‘Sloopkogel-debat’. Ook platform VOER vraagt zich af; is de sloopkogelangst reëel, of is het omgekeerd en is Rotterdam koploper in herbestemming en transformatie? We vroegen cultuurhistorica en bevlogen Rotterdam-kenner Marinke Steenhuis, naar haar opinie.

“De bouwcultuur van Rotterdam is bepaald door ontwikkelende aannemer-architecten, begrijpelijk vanuit de praktijk van de wederopbouw en in zijn soort heel charmant. Mijn overgrootvader was er ook één, hij heeft onder meer de Mathenesserweg en de Zuidpleinflat gebouwd.” We spreken haar op een maandagochtend tegenover het vernieuwde Rotterdam Centraal. ‘Hoor hier bonkt het nieuwe hart van Rotterdam’ stond er jarenlang op bouwborden in het stationsgebied. Het grote nieuwe station zet een heel andere sfeer dan het oude, meer ingetogen, symmetrische station van architect Sybold van Ravesteyn. Steenhuis is er niet rouwig om, de grootscheepse vernieuwing hóórt bij Rotterdam.

Rotterdams DNA
Al in 1930 beschreef de Duitse kunstcriticus Karl Scheffler dat Rotterdam enerzijds getypeerd kon worden als historische havenstad met een gigantische bedrijvigheid en anderzijds als stad met nieuwe architectuur en snelle groei, zo vertelt Steenhuis. Vooroorlogse woningbouwexperimenten als tuindorp Vreewijk en het Justus van Effenblok zijn hier de materiële getuigen van. Deze beweging is na het bombardement in 1940 voortgezet. Architectenbureaus gingen allianties aan met aannemers en ontwikkelden gezamenlijk bouwsystemen. Ook nu, ruim zestig jaar later, is de bouwcultuur geënt op deze no-nonsense aanpak.

Het Justus van Effenblok, een rijksmonument van ruim 90 jaar oud, is in opdracht van Woonstad geheel opgeknapt naar ontwerp van Joris Molenaar en Hebly Theunissen Architecten. Foto: Kiwi3rd via Flickr

Het Justus van Effenblok, een rijksmonument van ruim 90 jaar oud, is in opdracht van Woonstad geheel opgeknapt naar ontwerp van Joris Molenaar en Hebly Theunissen Architecten. Foto: Kiwi3rd via Flickr

Maar wat goed functioneert en past bij het DNA van Rotterdam, moet je koesteren en sterker maken, vindt Steenhuis. Neem nu het gebied rond de Delftsestraat, waar het Schieblock deel van uitmaakt. De panden hebben geen monumentale status, maar vertegenwoordigen de bouwkunst uit wederopbouw. De panden staan (nog) overeind en zijn volop in gebruik. Hier zie je goed de kanteling in perceptie die zich in vijf jaar tijd voltrokken heeft. Rotterdam wordt nu in allerlei gidsen met het überhippe Berlijn vergeleken, zegt Steenhuis: “We willen Berlijn, nou hier heb je Berlijn!”. Waardecreatie is hier op zoveel manieren mogelijk, ook met gebruik van de fysieke en sociale structuren die inmiddels zijn gegroeid. Een glazen opbouw op het hele blok zou het gebied supersexy maken, omdat oud en nieuw dan contrasteren.”

We willen Berlijn, nou hier heb je Berlijn!

Als tijdelijke oplossing tegen leegstand is in en rond het Schieblock een bruisende werk- en ontmoetingsplek ontstaan, volledig gegroeid door enthousiasme en inzet van bewoners en ondernemers. De eigenaar wil nu echter de locatie weer slopen en ontwikkelen, waar veel verzet tegen bestaat in de stad. Foto: Ossip van Duivenbode (2011)

Als tijdelijke oplossing tegen leegstand is in en rond het Schieblock een bruisende werk- en ontmoetingsplek ontstaan, volledig gegroeid door enthousiasme en inzet van bewoners en ondernemers. De eigenaar wil nu echter slopen en ontwikkelen in de Delftestraat, waar veel verzet tegen bestaat in de stad. Foto: Ossip van Duivenbode (2011)

Als tijdelijke oplossing tegen leegstand is in en rond het Schieblock een bruisende werk- en ontmoetingsplek ontstaan, volledig gegroeid door enthousiasme en inzet van bewoners en ondernemers. De eigenaar wil nu echter de locatie weer slopen en ontwikkelen, waar veel verzet tegen bestaat in de stad.

Toegang en straat Schieblok met enkele (horeca)ondernemingen. Foto: Teun van den Ende

De Rotterdamse vernieuwingsdrang zit ‘m dus in die aloude aannemerscultuur, een cultuur die tegelijk de stad ook maakt tot wat die nu is. “Een cultuur waar je niet tegenin moet gaan, maar die je moet snappen. Je moet weten aan welke knoppen je moet draaien om je invloed te doen gelden. In Rotterdam moet je alles economisch maken, bijvoorbeeld. Als identiteit en imago van een plek samenvallen, is er sprake van een sterk merk.”

Steenhuis weet daar als historicus slim op in te spelen. Ze kiest er daarom voor om in gesprekken het vestigingsklimaat als uitgangspunt te nemen. “Als mensen in een stad willen zitten waar wat te verdienen valt, dan moet je eens kijken wat een grote rol cultuurhistorie daarin speelt. Dat zit ‘m dus niet altijd in de stenen. Het gaat veel meer om het creëren van plekken en communities.”

Nieuwe energie
Ze legt dit uit door te verwijzen naar de aanpak van Marcus Fernhout, die naam maakte als ontwikkelaar. Zijn bedrijf CODUM is één van de aanjagers van de transformatie van het Schieblock. “Of neem als voorbeeld de broedplaats voor media-technologie A Lab die Fernhout momenteel in Amsterdam-Noord ontwikkelt. De aantrekkingskracht van de plek, de uitstraling van het historische pand en de manier waarop huurders worden geworven, alles speelt daarin mee. Steenhuis is onder de indruk van hoe Fernhout daar een community tot stand brengt van huurders die graag bij elkaar willen zitten, deel uit willen maken van een groep enthousiaste en succesvolle ondernemers. Vorige week was ze er op bezoek met het H-team: “Ik roep weleens dat Rotterdam wat Amsterdamser zou moeten worden. Fernhout maakt in Amsterdam slim gebruik van de subsidie voor broedplaatsen en weet aannemers te overtuigen om risicodragend in een project te stappen.”

A Lab, Amsterdam Urban Innovation Week 2013. Foto: Flickr

A Lab, Amsterdam Urban Innovation Week 2013. Foto: Waag Society via Flickr

Het zou enorm schelen als de gemeente proactief met transformatie aan de slag ging

Al in 2009 beschreef Elma van Boxel van ontwerpbureau ZUS, dat zich als eerste vestigde in het Schieblock, de kansen die de leegstand biedt aan de relatief jonge Rotterdamse bevolking om plekken in de stad toe te eigenen: ‘De crisis is een zegen voor de stedenbouw, dat schept tijd voor bezinning op de megalomane, generieke stadsontwikkeling van de afgelopen jaren.’ Het moest eens klaar zijn met de blokkendozen waar niet de stad, maar alleen rijke ontwikkelaars nog rijker van werden. Het enthousiasme van ZUS werkt aanstekelijk: het Schieblock staat nu bekend als dé creatieve broedplaats in Rotterdam. Mede door dat succes plaatsten eind 2013 de New York Times en ‘Rough Guide’ Rotterdam zelfs op hun lijstjes van hippe steden.

Steenhuis: “Het zou enorm schelen als de gemeente proactief met de transformatie van de bestaande gebouwenvoorraad aan de slag ging. De bouwcultuur van Rotterdam kent te weinig witte raven om dat alleen voor elkaar te krijgen. Kansen signaleren en scenario’s in kaart brengen, dat werk. De heroriëntatie van de gemeentelijke dienst Stadsontwikkeling, waar met veel energie naar nieuwe manieren van werken wordt gezocht, biedt hiervoor kansen.”

Historisch besef
Voor sommigen gaan de signalen dat transformatie en herbestemming steeds vaker aan de orde zijn, niet ver genoeg. De ChristenUnie-SGP fractie diende in november daarom een motie ‘historisch besef’ in bij de gemeenteraad. De fractie miste een sterke visie op de omgang met historie. De motie kreeg gewicht door de ontwikkelingen rondom de twee ‘Oomspanden’ op het Noordereiland. De bouwkundige staat van één van de panden van makelaar Ooms zou dusdanig slecht zijn, dat bij herontwikkelingsplannen sloop en nieuwbouw financieel veel gunstiger uitpakt dan renovatie. Dit terwijl het naastgelegen pand een rijksmonument is en de panden aan de hele Maaskade deel uitmaken van een beschermd stadsgezicht. Steenhuis wijst in haar rol als voorzitter van de Welstandscommissie in deze discussie op de ensemblewaarde. Mocht er voor nieuwbouw van Maaskade 115 gekozen worden, dan geeft de welstandscommissie mee dat de nieuwe toevoeging in de gevelwand duidelijk leesbaar moet zijn als nieuw, maar in ritme, plastiek, maat en schaal de lange gevelwanden respecterend.

Maaskade, Noordereiland met links de zogenaamde 'Ooms-panden'. Foto: Arco Ardon (Flickr)

Maaskade, Noordereiland met links de zogenaamde ‘Ooms-panden’. Foto: Arco Ardon via Flickr

Hoewel de snelle no-nonsense mentaliteit in de beeldvorming over de Rotterdamse bouwcultuur overheerst, doet het een volledige weergave van de ontwikkelingen in Rotterdam tekort. De sloopkogel wordt lang niet altijd als enige oplossing aangedragen. De stad kent al vele voorbeelden van succesvol samenspel van historie en herontwikkeling. Een voorbeeld is de Nieuwe Binnenweg, waar bij een deel van de winkelpanden de historische pracht is hersteld. En door het Deliplein op te knappen heeft de woonwijk Katendrecht er een (culinaire) bestemming en uitgaansplek bij.

Architectuurcentrum AIR nam in 2013 voor de Rotterdam Architectuurprijs de proef op de som: alleen projecten in het thema ‘transformatie’ kwamen in aanmerking voor de prijs. De waaier aan projecten toont dat de stad in feite al een hergebruik-oeuvre kent. Behoud hoeft helemaal niet haaks te staan op de vernieuwingsenergie van Rotterdam. En als we de New York Times en andere trendwatchers moeten geloven, dan maken deze plekken de stad steeds aantrekkelijker. Steenhuis is dan ook pleitbezorger van historisch besef in de Rotterdamse bouwwereld – niet vanuit een behoudsreflex, maar om het goud dat de stad in handen heeft, te laten blinken.


Marinke Steenhuis is expert op gebied van gebiedsidentiteit. Als ze van één gebied verstand heeft, dan is het wel van Rotterdam – ze schreef haar proefschrift over de Rotterdamse stedenbouwkundige Pieter Verhagen.
 Samen met Paul Meurs is ze eigenaar van SteenhuisMeurs, gespecialiseerd in cultuurhistorisch onderzoek en advies en gevestigd in Schiedam. Steenhuis is daarnaast sinds 2009 voorzitter van de Rotterdamse Commissie voor Welstand en Monumenten en vanaf 2010 lid van het H(erbestemmings)-team, waarmee ze op nationaal niveau invloed heeft op regelgeving op gebied van leegstand en herbestemming.