Om klimaatdoelen te behalen zullen we de komende jaren aan een forse CO2-besparing moeten blijven werken. De energie-renovatie van woningen helpt om het gasverbruik te verminderen. Nu de gaskraan in Groningen verder wordt dichtgedraaid is dit extra urgent. In dit artikel gaat onze aandacht naar de seriematige, grondgebonden woningbouw uit de jaren 1970 die aan de vooravond van een ingrijpende renovatie staat.

Een verbouwing naar een Nul op de Meter-woning in Zoetermeer. Foto: Frank Hanswijk, voor: Stroomversnelling

Een verbouwing naar een Nul op de Meter-woning in Zoetermeer. Foto: Frank Hanswijk, voor: Stroomversnelling

In eerste instantie lijkt een seriematige renovatie van deze woningen het meest voor de hand liggend. Maar aangezien het bezit niet (meer) bij één woningbouwvereniging is ondergebracht wordt ieder pand individueel aangepakt. Meest opmerkelijk is de rigoureuze make-over, ook wel theemuts genoemd, die recentelijk bij NOM-woningen (Nul-op-de-meter) wordt toegepast. Juist deze make-overs, die particuliere woningbezitters laten uitvoeren, werpen de volgende vragen op: Vinden wij de jaren 1970 woningbouwarchitectuur waardevol om te behouden als cultureel erfgoed? Of accepteren we dat die woningen onherkenbaar worden door een ingrijpende renovatie? Wat zijn karakteristieke elementen van deze architectuur en moeten we daar zorgvuldig mee omgaan? En is de markt klaar om goede alternatieven te bieden die passen bij de architectuurhistorische kwaliteiten en tevens aansluiten bij de wensen van energiebewuste bewoners?

Slecht geïsoleerde woningen

Het lijdt geen twijfel dat de woningen uit de vroege jaren 1970 beter geïsoleerd moeten worden. De meeste woningen zijn namelijk niet of nauwelijks geïsoleerd waardoor het aardgasvebruik veel hoger is dan in woningen die na 1976 zijn gebouwd. Daarmee is een gemiddelde energierekening al gauw twee keer zo hoog als in vergelijkbare jongere woningen. Ongeveer 70 procent van het totale gasverbruik gaat op aan het verwarmen van de woning middels een C.V.-ketel. Isolatie levert een lagere gasjaarrekening en bovendien aanmerkelijk meer wooncomfort op. Daarnaast kan uiteraard ook alternatieve energie worden ingezet om het water te verwarmen, zoals zonnecollectoren of een open haard. In dat geval is ook een warmteopslag vat in de woning of in de nabije omgeving nodig.

Totale gevelvernieuwing

Woningbezitters kunnen op verschillende manieren het energieverbruik terugdringen variërend van een totaalpakket tot enkele ingrepen. Bij een make-over vindt volledige gevelvernieuwing plaats, waarbij alle oorspronkelijke buitengevels geheel worden ‘ingepakt’ met kunststofmaterialen. Na zo’n volledige gevelvernieuwing is de oorspronkelijke woning niet of nauwelijks meer herkenbaar en detoneert het pand met aangrenzende woningen die niet, of op een andere wijze, duurzamer zijn gemaakt. Behalve dat de esthetische kwaliteiten van het straatbeeld vervagen, is ook de vraag welke architectuurhistorische kwaliteiten verloren gaan met dergelijke ingrijpende renovaties.

Twee voorbeelden van een Nul op de meter woning in Maarssen (links) en Zoetermeer (rechts)

Twee voorbeelden van een Nul op de meter woning in Maarssen (links) en Zoetermeer (rechts)

Karakteristieke woningbouw uit de jaren 1970

Dankzij de keuzeplanprocedure zijn er vanaf de jaren 1960 in ons land in korte tijd grote aantallen min of meer identieke rijtjeswoningen gebouwd. Veelal van het type doorzonwoning. In de jaren 1970 steeg de vraag naar meer variatie en keuzemogelijkheden in de woningplattegrond. Ook de strakke inrichting van de woonomgeving zoals die in wederopbouwperiode tot stand kwam, stond onder druk. Mede dankzij het Predikaat Experimentele Woningbouw zijn er vanaf 1968 veel meer varianten op de doorzonwoning gerealiseerd. Zoals de Z-kamerwoning, waarbij voordeur en keuken diagonaal ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd en de woonkamer veelhoekig is. Of de drive-in-woning, waarmee getracht werd de straat te vrijwaren van het toenemend aantal geparkeerde auto’s. Ook kwam een veel grotere mix van verschillende woningtypes en -groottes binnen de buurt tot stand. In plaats van de standaard gezinswoning van twee lagen met een kap, zien we woningen met verspringende verdiepingen en een grote woon- en leefruimte op de begane grond en knusse kamers op de kleinere slaapverdieping onder een laag doorlopende schuine dakvlak. Ook de materialen werden meer divers: beton werd vaak voorzien van bakstenen of kalkzandstenen buitengevels in combinatie met gevelbeplating van grindbeton, kunststof, hout of golfplaat en met (houten) kozijnen in uiteenlopende maten. Bovendien werd het stedenbouwkundig ‘stempelen’ (herhalen) van bouwblokken ingeruild door een afwisseling in verkavelingstypes. Typerend voor de opzet van jaren 1970 woonwijken zijn de verspringende blokken woningen, van verschillende bouwhoogtes, aan pleintjes, woonerven of woonstraten met daarbij veel kleinere groenstroken, collectieve tuinen, parkeer- en speelpleinen.

Uitgesproken seventies

Typische uiterlijke kwaliteiten van de jaren 1970 woningbouwarchitectuur verschillen per buurt, maar in zit in de hoofdvorm, de gebruikte materialen van de buitengevels en borstweringen en in de kozijngroottes. De combinatie van de materialen en de grote mate van variatie per project hebben een uitgesproken en zeer herkenbare woningbouwstijl opgeleverd. Die zou met respect voor de originele plannen gerenoveerd moeten worden. Ook de afwisselende inrichting van de woonwijken, die voor velen een hele prettige woonomgeving beteken(d)en, verdienen een close-reading voordat verdere verdichting en/of privatisering van openbaar groen plaats vindt. Met name het klimaatbestendig maken van de (vele) openbare ruimte zou daarbij meer aandacht moeten krijgen. Met het vergroten van het groen- en wateroppervlak kunnen de gevolgen van overmatige regenval en grote droogte worden opgevangen. Voor de collectieve berging van energie zijn mogelijkheden in het groen, dat door de jaren heen versnipperd is geraakt.

Plaatsing van een nieuwe geïsoleerde zijgevel

Plaatsing van een nieuwe geïsoleerde zijgevel

Kleinschalige en interdisciplinaire aanpak

Een tragere, collectieve aanpak waarbij woningen gezamenlijk en per onderdeel worden verbeterd lijkt ons veel gunstiger. Niet alleen kan rekening worden gehouden met het totaalbeeld van de gevels, ook is maatwerk per woning mogelijk. Hoewel de woningen destijds per project hetzelfde zijn opgeleverd, blijken ze na zo’n 45 jaar onderling nogal te verschillen in energiegebruik. Oriëntatie op de zon/regen gebruik en onderhoud en gevolgen van eerdere renovaties zijn hier debet aan. Bij een kleinschalig aanpak is het mogelijk de woning subtieler en op losse onderdelen te verbeteren. Voorbeelden van (kleine) ingrepen zijn na-isolatie van kruipruimten, isolatie van de binnenmuren (in plaats van de karakteristieke buitenmuren), verbetering van kier- en luchtdichtheid en vervanging van poreuze, betonnen dakpannen. Enkel glas en oorspronkelijke houten kozijnen kunnen door dubbel glas en geïsoleerde houten kozijnen worden vervangen, zodat dezelfde maten en verhoudingen in de gevel gehandhaafd blijven.

De bouw moet zich aanpassen

Een kleinschalige aanpak vraagt ook om verdere innovaties op technisch, financieel en sociaal-maatschappelijk vlak. Maatwerk door de aannemer waarbij een reeks woningen tegelijkertijd kan worden aangepakt lijkt ons het meest ideaal. Hoe we de renovatie van dit grotendeels particuliere vastgoed organiseren is afhankelijk van drie factoren: budget (heeft iedereen geld beschikbaar?), identiteit (waaraan hecht de particuliere eigenaar zich?) en proces (hoe stroomlijn je bijvoorbeeld een beslissing van een netbeheerder met een beslissing van een individueel huishouden?).

Er zijn al veel mensen die graag aardgasloos of energieneutraal willen wonen. Maar aannemers die daarvoor een collectief aanbod doen en particulieren daarbij als een groep aanspreken, zijn er nauwelijks. Er is op korte termijn een veel doordachter plan nodig om de gestelde klimaatdoelen te behalen maar dan wel volgens een interdisciplinaire aanpak waarbij de oorspronkelijke woningbouwarchitectuur de nodige waardering krijgt.

 

Joosje van Geest is architectuurhistoricus, recent schreef zij een publicatie over architectuur en stedenbouw in Zoetermeer (Architectuurgids Zoetermeer, uitgeverij Stokerkade, 2016)

Ariane Lelieveld is (interieur) architect, en ombouwer van de bestaande woningvoorraad, zij heeft een Studio voor duurzaam woonplezier en is betrokken bij het project Energie in de Merenwijk te Leiden.

Van Geest en Lelieveld zijn in Het Gele Gebouw in het ZOHO-kwartier te Rotterdam met elkaar in gesprek geraakt over de renovatie-thematiek.