Steeds luider klinkt de roep om een ‘nieuwe erfgoedprofessional’ die zich tegenover de ‘oude erfgoedprofessional’ positioneert. Daarvan bestaat een beeld van een norse en starre bouwtechnicus die potentiële herbestemming van monumenten in de weg staat vanwege de conservatieve manier van werken. Deze ‘oude erfgoedprofessional’ denkt sectoraal en wilt het liefst een stolp over al wat oud is.
De erfgoedprofessional als alleskunner
De nieuwe erfgoedprofessional daarentegen zet erfgoed in als factor voor een herbestemming van een gebouw, of liever zelfs als vector voor de herontwikkeling van steden en landschappen. In artikelen en op congressen en symposia worden de eigenschappen van deze nieuwe erfgoedprofessional besproken. Het blijkt een duizendpoot te zijn: jong van geest, creatief aangelegd en in staat om out of the box te denken. Een flexibele houding is belangrijk, evenals bevlogenheid en doorzettingsvermogen.
Hij of zij bezit technisch inzicht in erfgoed en constructieve kennis van nieuw toe te voegen onderdelen. Maar ook inzichten in marktwaarde van huidige én nieuwe toestand, investeringskosten en de slagingskans van stedelijke inpassing van nieuwe functies in de omgeving. Naast deze technische en financiële kennis, zijn de vereiste soft-skills niet te onderschatten: de erfgoedprofessional is een ervaren projectmanager, communicatief vaardig en kan het verhaal van het erfgoed en de herbestemming overtuigend vertellen én verbeelden.
Hij of zij is tegelijkertijd in staat goed te luisteren en alle belangengroepen te woord te staan en hun wensen te integreren in het project – van vergunningverlenende instanties tot buurtbewoners. De kennis van wet- en regelgeving is zo diepgaand, dat hij of zij in staat is de grenzen van regels op te zoeken zonder daadwerkelijk gaten in de wet te hoeven gebruiken. En niet te vergeten is hij of zij natuurlijk in staat om de waarde van het erfgoed – tastbaar of immaterieel – juist in te schatten door gedegen kennis van geschiedenis, architectuur en stedenbouw, en deze waarde voortreffelijk af te wegen tegen functionaliteit en wensen ten aanzien van het nieuwe programma. En vergeet duurzaamheid niet! Kortom, er wordt gevraagd om een zeer breed geschoolde generalist.
Met specialisten naar een hoog niveau
Over deze combinatie van eigenschappen die de nieuwe erfgoedprofessional moet bezitten wordt uitgebreid gesproken. Minder breed is de discussie hoe wij studenten opleiden om tot dergelijke generalistische erfgoedprofessionals? Wat moet een afgestudeerde architect / projectmanager / erfgoeddeskundige / bouwhistoricus / journalist / jurist / bedrijfskundige weten en kunnen om voorbereid te zijn op de praktijk?
Als ik voor een herbestemmingsproject met een team rond de tafel zit, verwacht ik dat iedereen rond die tafel kennis en ervaring inbrengt en elkaar zo aanvult. Ik verwacht van projectgenoten kennis en ervaring op een specifiek vakgebied, zodat vanuit hun specialistische kennis een samenwerking op hoog niveau ontstaat. Je kunt alleen een integraal project maken als iedereen een even waardevolle bijdrage levert op zijn of haar eigen vakgebied. Hoe hoger de kwaliteit van die individuele bijdragen, hoe hoger de kwaliteit van het eindresultaat.
Dat veronderstelt natuurlijk wel dat iemand in dat team aan die tafel als specialisme projectleiding heeft. Ik heb het dan niet over de wat smal gedefinieerde rol van de projectmanager, die meestal vooral oog heeft voor budget en planning. Ik heb het over een echte teamleider, die zorg draagt voor een goede samenwerking binnen het team en de visie op de opgave en kwaliteit van het eindresultaat voor ogen houdt– waarvan het halen van budget en planning slechts onderdelen zijn.
Deze specialist heeft waarschijnlijk meer dan de anderen notie van de inhoud van de verschillende vakgebieden, maar hoeft deze niet te beheersen. De dirigent van een symfonieorkest hoeft niet alle instrumenten te kunnen spelen om te weten hoe ze samen klinken. De dirigent is ook niet alleen bezig met het droog instuderen van een bepaald stuk voor een zekere datum. Hij of zij zorgt er voor dat het samenspel van het orkest een hoger niveau bereikt dan de simpele optelsom van het werk van individuele, zeer kundige musici.
Leer studenten een vak
In antwoord op de vraag hoe onze studenten op te leiden pleit ik voor meer specialisatie, ofwel: leer studenten een vak. Een brede basis is belangrijk, maar laat studenten ook voldoende de diepte in gaan, zodat ze echt weten waar ze het over hebben en ervaring in het eigen vakgebied opdoen. Leer de student te zien waar zijn of haar kennis ophoudt, wanneer hulp te zoeken en bij wie.
Laat de student daarom kennis maken met andere vakgebieden, maar alleen om voldoende notie op te doen van andere vakgebieden om te weten wat deze in potentie bijdragen; niet met de pretentie na deze kennismaking daadwerkelijk verstand te hebben van het andere vakgebied. Leer de student kritisch te luisteren en te kijken, door te vragen en nieuwe informatie op gedegen wijze te verwerken, zonder daarbij de waarde van de eigen bijdrage te verwaarlozen. Geef de student voldoende zelfvertrouwen dat hij of zij gelooft in de kwaliteit van die eigen bijdrage en voldoende moed om wanneer nodig, star vast te houden aan de eigen overtuiging, soms tot op het norse af.
Karianne Vandenbroucke is senior ontwerper erfgoed bij Rijnboutt (Amsterdam), opgeleid als ingenieur-architect aan Universiteit Leuven met een Master of Science in Conservation of Monuments and Sites van het Raymond Lemaire International Centre of Conservation. Ze werkte o.a. bij architectenbureau Fritz en Rappange&Partners architecten en als restauratiearchitect bij Vereniging Hendrick de Keyser. Karianne brengt bij Rijnboutt kennis en ervaring in bij het begeleiden en opleiden van medewerkers die te maken hebben met gebouwd erfgoed.
1 comment
Peter van Dam says:
Nov 16, 2018
Het is behoorlijk mis met dateringen zoals die zijn genoteerd bij de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed zoals nu weer aangetoond bij de foutieve datering van een benzinestation eerst uit 1929 maar uiteindelijk 1958! Recent had ik ook discussies daarover, en bij het uitzetten van die vraag kreeg ik veel reacties. het blijkt dat veel achterinformatie, zoals de bron ervan gewoon niet aanwezig meer is! men heeft veel gegevens vermoedelijk gewoon weggegooid, en het is onverteerbaar dat een Rijksdienst zulke informatie niet meer bezit. Deze discussie moet in een breder kader eens aan de kaak worden gesteld, want wij als architectuur historici blijven dan zitten met niet correcte gegevens, en dat moet toch echt anders. Peter van Dam