Het lukte Zandvoort in de 19e eeuw met een Kurhaus, casino, schouwburg en winkelpassage aan het station een internationale elite aan te trekken. Waarom zien badplaatsen in Nederland er tegenwoordig allesbehalve chique uit?
Een rijke geschiedenis is iets waartoe je je moet zien te verhouden. Lange tijd heeft Scheveningen zich laten leiden door het snelle geld van het massatoerisme, waarbij elke neiging tot een samenhangende visie succesvol werd onderdrukt. Het Kurhaus bleef staan, temidden van casino’s en niet al te fraaie hoogbouwhotels, als verwijt aan de al te platte commercie. Het ging failliet en werd verkocht, net als de bouwvallige pier. De lelijkheid van de boulevard met als zwaartepunt het Gevers Deynootplein wordt tot in verre omstreken bezongen.
Sinds enkele jaren probeert de gemeente Den Haag het tij te keren. Eerst was de zuidkant aan de beurt, nu de noordkant. De plannen hebben het over “de geur van de zee de stad in laten waaien” en “het oproepen van een echt kustgevoel”. Dat verlangen is goed voorstelbaar als je ziet hoe kolossen de zee overal aan het zicht onttrekken en sombere schaduwen werpen op een plek waar het toch bij uitstek licht behoort te zijn. Van koud en stenig moet het gebied weer groen worden, om de uitgestorven flaneur terug te lokken naar zijn oude habitat.
Zou die nog ergens te vinden zijn, die flaneur? Mijn snobistische Haagse oma kwam graag in het Kurhaus, die suikertaart met vlaggetjes op de gewelfde daken en de vrolijke zonneschermen, die strandkermis voor de welgestelden van weleer. Maar zij werd gedreven door overerfde nostalgie, toen al.
Het eerste Kurhaus was een houten paviljoen uit 1818 aan de verlengde Badhuisstraat. Ook het na een brand herbouwde gebouw, eind negentiende eeuw, had dat feestelijke tent-gevoel in zich. Dit keer was het breed als een paleis, de armen van de vleugels verwelkomend opengestrekt naar de zee. Van armoedig vissersdorp groeide Scheveningen in rap tempo uit tot ontmoetingsplek voor de internationale jetset. In het boek Koninginnen van de Noordzee wordt beschreven hoe de elite in dit soort plaatsen de harde werkelijkheid ontvluchtte tussen de bijzondere gebouwen en het artistiek amusement. Overdag vanuit een privébadkoets te water, ‘s avonds diners en bals. Ibiza, maar duurder en minder bloot.
Wat is dat toch met badplaatsen, vraag je je af, met zusterplaatsen Zandvoort, Katwijk en Noordwijk in het hoofd, waarom zijn ze vaak zo troosteloos? Een van de oorzaken voor hun gebrek aan allure is de oorlog. Langs de kust sloopten de Nazi’s tijdens de oorlog op veel plaatsen hele stroken historische gebouwen vanwege de aanleg van de Atlantik Wall, de verdedigingslinie tegen de geallieerden. In Zandvoort verdwenen maar liefst 648 gebouwen. Daardoor zou je bijna vergeten dat ook de Zandvoortse boulevard vroeger een warm, historisch kloppend hart had. Al in de begintijd van het kur-toerisme, in 1823, werd hier een badhuis gebouwd – met ‘zeebadkamers’, zodat kuurders niet dat enge buitenwater in hoefden. In 1878 werd begonnen met de ambitieuze bouw van een spoorlijn met Kurhaus, casino, schouwburg en een winkelpassage aan het station. Met al die luxueuze voorzieningen lukte het ook Zandvoort lange tijd om de internationale elite te trekken, zoals, om maar iemand te noemen, Keizerin Sissy.
Maar de komst van de trein betekende na een aantal decennia ook de ondergang van de Zandvoortse grandeur. Voor de rijke reizigers was de lol er af toen het massatoerisme eenmaal op gang kwam. Wat populariteit betreft streefde Zandvoort Scheveningen spoedig voorbij. Het verdwijnen van de eigen spoorlijn zorgde voor verder verval van de Zuid-Hollandse badplaats. Waar Zandvoort tegenwoordig staat voor plat vermaak, associëren we Scheveningen met vergane glorie.
Waar gaat ú eigenlijk liever te water? De pretentieloze badplaats, bevrijd van historische ballast of de plaats waar je constant wordt herinnerd aan een niet te evenaren verleden? Of beter: Waar zou u eventueel en desgevraagd – een stukje, het hoeft heus niet zo lang – willen flaneren?
Annette Wiesman (1969) is zelfstandig journalist. Ze schrijft o.a. voor Trouw, Vrij Nederland, Elsevier Juist en het Financieele Dagblad. In 2013 publiceerde ze met Koos Havelaar bij NAi/010 Uitgevers het boek Herbestemming van postkantoren. Een nieuw leven voor de burchten van de post. Voor VOER schrijft ze elke zes weken een column over oude gebouwen en wat ze in ons losmaken. Annette Wiesman op twitter: @annettewiesman
4 comments
Van Leeuwen says:
Apr 14, 2015
Triest dat de voor-oorlogse allure van de badplaatsen is verdwenen. Het klopt dat de aanleg van de Atlantikwall voor moois langs de Hollandse kust heeft verwoest. Voor Scheveningen ligt dit iets anders. Aangezien de Atlantikwall dwars door Den Haag liep (en niet zozeer langs de kust) zijn veel gebouwen op Scheveningen gespaard gebleven. Pas na de oorlog zijn veel panden langs de boulevard ten prooi gevallen aan de slopershamer, zoals de volgende website duidelijk maakt: http://www.scheveningen1813-2013.nl/toenennu/
Triest dat het historisch besef toen ver te zoeken was. Voor de charme van de 19e eeuwse badplaatsen moeten we nu naar Engeland toe.
Vis says:
Apr 16, 2015
Toevallig woon ik in een Engelse badplaats, en hoewel er op diverse locaties nog wel iets iets overgebleven van de 19de eeuwse pracht, is ook daar sprake van verregaande vergane glorie. Recentelijk is er reden tot hoop met economisch herstel in een tijd van grotere historische waardering en besef. Daardoor wordt mogelijk momenteel minder snel gesloopt. Desondanks worden vele gebouwen ook nu nog bedreigd door groot verval en wordt er in rap tempo afbreuk gedaan door slechte ‘restauraties’ aan de historische gebouwen die nog staan. Waar veel gebouwen nog wel staan is desondanks vaak de charme ver te zoeken door decennia van economische verloedering, hetgeen ongetwijfeld ook de landschapsvervuilende flats verklaard. Wat dat betreft is inderdaad de eindvraag pertinent: “De pretentieloze badplaats, bevrijd van historische ballast of de plaats waar je constant wordt herinnerd aan een niet te evenaren verleden?” Pretentieloos vind ik een erg positieve uitdrukking voor plaatsen waar ik me zelf moeilijk thuis voel, maar de snerende sporen van een rijk en aantrekkelijk verleden zijn een constante frustratie. Dat neemt niet weg dat zolang nog veel gebouwen overeind staan er nog een kleine kans is op echt herstel, terwijl na complete sloop en herontwikkeling, de enige optie voor herstel complete sloop en herontwikkeling is.
Jaap Verschoor says:
Apr 16, 2015
Bij Zandvoort moeten we nou ook weer niet té negatief zijn. Na de oorlog zijn er omvangrijke plannen opgesteld om de badplaats nieuwe allure te geven. Inderdaad niet voor een ‘chic badplaatsenpubliek’, maar voor brede lagen van de bevolking. Ook in de jaren zestig is er veel gebouwd (maar veel ook niet, vanwege de kosten). Kleine delen van die plannen zijn uitgevoerd, waaronder de hoge flat langs de boulevard: Bouwes Palace, van niemand minder dan Jan Wils. De uitdaging is nu om van die losse onderdelen (oude stukjes van vóór de oorlog, delen uit de jaren vijftig en zestig, nieuwere delen) een geheel te maken. Dat is de enige manier om de verrommeling tegen te gaan. Wat mij betreft neemt (het vaak ondergewaardeerde) Bouwes Palace daarin een centrale plek in.
Marc Laman says:
Apr 22, 2015
Dat Katwijk in het rijtje van Zandvoort, Noordwijk en Scheveningen staat is zeer onterecht. Hoewel tijdens de Duitse bezetting de historische boulevard werd verwoest, is bij de Wederopbouwboulevard in Katwijk -dankzij de kleinschalige opzet- niet het contact met de zee verloren.