In oktober organiseerde VOER een ‘call for blogs’ met de vraag: “Wat is de publieke waarde van erfgoed?”, om in aanloop naar het Nationaal Monumentencongres op 14 november 2013 met het thema “Hooggeëerd publiek!” al visies te delen over de verhouding tussen publiek en de monumentensector. Fréderic Louis deelde een bijzonder verhaal over industrieel erfgoed in Gent.
De geschiedenis van het ECVB
De ontstaansgeschiedenis van de elektriciteitscentrale ‘Elektrische Centralen voor Vlaanderen in Brabant’ (ECVB) van Langerbrugge nabij Gent gaat terug tot het begin van de 20e eeuw. In 1911 bouwde Baron Floris Van Loo de eerste elektriciteitscentrale in Langerbrugge, op de westelijke oever van het kanaal Gent-Terneuzen. Deze centrale maakte de industriële ontwikkeling voor de hele kanaalzone mogelijk. Tegen 1912 was de verdeling van elektriciteit uitgebreid tot 17 gemeenten in en rond Gent.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de turbinezaal zwaar beschadigd. Ondanks het feit dat alle muren nog recht stonden, waren alle installaties compleet vernield. De schade was echter nog veel groter doordat de Duitsers tijdens hun terugtrekking een groot deel van de hoogspanningsinstallaties verspreid over de regio hadden vernietigd en ondergrondse kabels hadden vernield of gestolen. Amper een maand nadien, leverde de energiecentrale weer stroom dankzij een enorme krachtsinspanning om het land zo snel mogelijk terug industrieel en dus economisch draaiend te krijgen.
In de jaren ’20 ontstonden de eerste Tuinwijken in België, in navolging van Engeland. De realisatie van een nieuwe, ideale woonomgeving, in de nog groene omgeving van de steden was een nieuw concept voor wonen dat stilaan de Westerse wereld veroverde. In de schaduw van de elektriciteitscentrale ontstond in 1929 de tuinwijk “Herryville“, vernoemd naar de oprichter-directeur Leopold Herry.
Herryville werd gebouwd in Engelse cottagestijl en was bedoeld voor het kaderpersoneel van de centrale. Het tuindorp en de percelen van de vroegere betonnen velodroom (1930-1995) zijn beschermd als dorpsgezicht sinds 1996. De velodroom werd gebouwd om het belang van sport in je vrije tijd – de arbeiders werkten een 38-uren week met 6 dagen van 8 uur per dag – te promoten bij de arbeiders van de centrale en was jarenlang de belangrijkste piste van België en werd gebruikt voor trainingen voor Wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen.
In de herfst van 1939 vertrok een groot deel van de jonge arbeiders naar het front, waardoor de overgebleven werknemers de centrale draaiende moesten houden met het absolute minimum op vlak van ontspanning en rustperiodes. In 1941 kregen de arbeiders de vrije stukken land rondom de centrale ter beschikking om eigen voedsel te gaan kweken, want met de rantsoenen tijdens de oorlog was er heel weinig te eten, en de centrale had er natuurlijk baat bij dat de arbeiders energie konden opdoen om te werken. Het binnenplein van de Velodroom werd ook omgevormd tot één grote moestuin.
De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog werden gekend door schaarste. Zeep, fietsbanden, kledij, er was van letterlijk alles een tekort. Dit zorgde voor enorme prijsstijgingen. De centrale organiseerde echter groepsaankopen voor basisgoederen, waardoor de prijs die de arbeiders anders op tafel moesten leggen, naar beneden ging.
Het Museum Energeia opende in 1986 op de terreinen van de centrale. In dit museum kon men bewaarde stoommachines en stoomturbines tentoon worden gesteld, samen met vele documenten en boeken uit 1900-1960. Het museum was volledig publiek en was heel populair in zijn beginjaren.
Na veranderingen in de afspraken omtrent publieke relaties, besloot de directie in 2000 om het Museum Energeia te sluiten. De verouderde elektriciteitscentrale stopte zijn productie in 2001 nadat een nieuwe, kleinere fabriek was gebouwd dat elektriciteit en stoom leverde aan de omliggende bedrijven, maar op 1 januari 2010 werd gestopt met de stoomproductie waardoor de tegendrukstoomturbine, gasturbine en recuperatieketel geen dienst meer deden.
Maar het einde van de elektriciteitsproductie kreeg blijkbaar nog een pijnlijke afloop toen in 2012 begon met de afbraak van de centrale. De oudere gebouwen werden volledig vernield, inclusief alle installaties en de moderne gebouwen worden momenteel ontmanteld. Niets van zijn historische waarde werd behouden. Ondanks het feit dat een deel van het archief in het museum Energeia reeds werd verhuisd naar een andere locatie, bleef er nog een pak papierwerk en machines achter. Jammer genoeg kregen (koper)dieven reeds hun kans om hun slag te slaan, waardoor alle tentoongestelde machines, waaronder een compound-stoommachine uit 1912 die voorheen in perfecte conditie stond, vernield zijn geweest op hun zoektocht naar koper en andere bruikbare materialen. De Brown Boveri turbines werden volledig uit elkaar gehaald en koper werd verwijderd. Meetapparatuur en controleborden werden gestolen. Bijna alle museumstukken, waaronder een heel deel geklasseerd als monument – transfo’s, regelschakelaars, alternatoren – zijn compleet vernield. De overgebleven documenten van het voormalige archief uit 1900-1960 werden vernietigd.
Het is duidelijk dat de historische waarde voor de nieuwe eigenaar van de site, Langerbrugge Projects, helemaal geen prioriteit was. Het potentieel van de indrukwekkende turbinezaal, de tentoongestelde machines en documentatie in het museum, waren duidelijk van geen belang tijdens de beslissing om alles met de grond gelijk te maken. Waar is de rol van het agentschap van Onroerend Erfgoed vraag je je dan af. De Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie had onlangs al aan de alarmbel getrokken in verband met de chaotische toestand van de centrale, maar het kwaad was reeds geschied. Wellicht voor Langerbrugge Projects een meevaller, zodat ze meer kunnen gaan afbreken voor toekomstige projecten omdat er niets meer van de centrale een beschermde status nodig heeft. Ondanks de rijke geschiedenis van de centrale die een enorme impact had op de Gentse haven en Langerbrugge, was de centrale blijkbaar niet waardevol genoeg. In het voorstel van de Vlaamse Landmaatschappij voor de toekomst van het gebied, wordt de centrale constant vermeld als centraal, monumentaal ankerpunt in een nieuw parkgebied. Maar welke rol kan de centrale nog uitoefenen als een groot deel met de grond gelijk wordt gemaakt en historisch zijn volledige waarde verliest door het vernielen van alle bestaande installaties. Wordt de centrale een hol, decoratief object?
Het is mogelijk dat ik de toekomstige rol van de centrale heb gemist in mijn research, maar voor mij is het duidelijk dat er een serieus probleem is, respect voor het industrieel erfgoed en de historiek van de centrale is in dit geval zeer ver te zoeken.
Fréderic Louis is al sinds zijn jeugd gepassioneerd door Gent, en dat werd onlangs nog benadrukt door het online project Gentcement.be dat Gentse architectuur en stedenbouw op de kaart wil zetten. Tijdens zijn vrije tijd houdt hij zich bezig met de fotografie van architectuur, evenementen en auto’s en daarbuiten werkt hij als architect in een architectenbureau in het Gentse.
> onderstaande foto’s: Fréderic Louis voor www.gentcement.be
3 comments
Renoffice says:
Apr 30, 2015
Industrieel erfgoed kan echt een hele mooie uitstraling hebben. Hele leuke foto’s die hierboven staan.
Puk says:
May 9, 2015
Wat zonde zeg! Het was net een futuristische kathedraal of een ruimteschip met al die machines en buizen. Ik ben blij dat ik er een keertje geweest ben om de sfeer te proeven.
Kitendo says:
Sep 23, 2015
Gaan ze alles afbreken?
Want dat zou een serieuze zonde zijn.
Ze kunnen er beter weer een mooi monument van maken zoals de centrale in zwevelgem die er minder mooi uit ziet.